ECLI:NL:CRVB:2016:2369
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag bijstandsverlening aan dakloze in Amsterdam na schending inlichtingenverplichting
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 31 mei 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De appellant, een dakloze uit Amsterdam, had op 3 juni 2014 bijstand aangevraagd op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). Hij meldde dat hij op straat verbleef en diende op 18 juni 2014 een officiële aanvraag in. Gedurende de aanvraagperiode leverde hij zogenoemde zevendagenformulieren in, waarin hij zijn verblijfplaats aangaf als de Vluchtgarage in Amsterdam.
Echter, handhavingsspecialisten van de gemeente Amsterdam voerden een onderzoek uit naar zijn woon- en verblijfsituatie en bezochten de opgegeven locatie op verschillende momenten. De bevindingen toonden aan dat de appellant niet op de opgegeven locatie was aangetroffen. Het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam heeft daarop de aanvraag afgewezen, omdat de appellant zijn inlichtingenverplichting had geschonden. De rechtbank Amsterdam verklaarde het beroep van de appellant tegen deze afwijzing ongegrond, waarna de appellant in hoger beroep ging.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de appellant niet voldoende bewijs had geleverd van zijn verblijfplaats en dat het college terecht had geconcludeerd dat de aanvraag om bijstand niet kon worden ingewilligd. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor aanvragers van bijstand om duidelijke en controleerbare informatie te verstrekken over hun verblijfplaats, vooral in situaties van dakloosheid.