ECLI:NL:CRVB:2015:3821
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- R.H.M. Roelofs
- Rechtspraak.nl
Afwijzing bijstandsuitkering aan dakloze op basis van onjuiste verblijfplaatsinformatie
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 3 november 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de afwijzing van een aanvraag om bijstandsuitkering door een dakloze appellant. De appellant had op 19 oktober 2012 een aanvraag ingediend voor bijstand ingevolge de Wet werk en bijstand (WWB) en had daarbij aangegeven dakloos te zijn. Hij vulde zevendagenformulieren in en diende op 1 november 2012 een aanvraag in met een opgaveformulier van zijn verblijfslocatie. Echter, de afdeling Controle van de Dienst Werk en Inkomen (DWI) van de gemeente Amsterdam voerde een onderzoek uit en concludeerde dat de appellant niet op de opgegeven locatie was aangetroffen. De aanvraag werd afgewezen omdat de appellant onjuiste informatie had verstrekt over zijn feitelijke verblijfplaats, waardoor het recht op bijstand niet kon worden vastgesteld.
De rechtbank Amsterdam verklaarde het beroep van de appellant tegen de afwijzing ongegrond. In hoger beroep heeft de Raad de feiten en omstandigheden van de zaak opnieuw beoordeeld. De Raad oordeelde dat de appellant niet had voldaan aan zijn inlichtingenverplichting, aangezien hij niet had gemeld dat hij op een andere locatie verbleef dan opgegeven. De Raad benadrukte dat het aan de aanvrager is om de nodige duidelijkheid te verschaffen over zijn woon- en verblijfplaats, en dat het college van burgemeester en wethouders het recht op bijstand niet kon vaststellen door de onjuiste opgave van de appellant.
De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de afwijzing van de bijstandsaanvraag terecht was. De Raad concludeerde dat het hoger beroep van de appellant niet slaagde en dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten.