ECLI:NL:CRVB:2016:1714
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing bijstandsaanvraag wegens onduidelijke woonsituatie van appellant
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 3 mei 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland. De appellant, die eerder bijstand ontving op grond van de Wet investeren in jongeren en de Wet werk en bijstand, had zijn bijstandsaanvraag zien afgewezen door het college van burgemeester en wethouders van Utrecht. De afwijzing was gebaseerd op het feit dat appellant geen duidelijkheid had verschaft over zijn woon- en leefsituatie, wat essentieel is voor het vaststellen van het recht op bijstand.
De Raad heeft vastgesteld dat appellant van 1 september 2010 tot en met 13 maart 2011 een inkomensvoorziening ontving, maar dat deze en de bijstand vanaf 14 maart 2011 zijn ingetrokken omdat appellant niet op het uitkeringsadres woonachtig was. Ondanks herhaalde verzoeken van het college om informatie over zijn verblijfplaatsen, heeft appellant geen concrete gegevens verstrekt. De Raad oordeelde dat het op de weg van appellant lag om aan te tonen dat zijn omstandigheden waren gewijzigd sinds de intrekking van de bijstand.
De Centrale Raad van Beroep heeft geconcludeerd dat appellant niet heeft aangetoond dat zijn situatie was veranderd en dat het college de aanvraag terecht heeft afgewezen. De uitspraak van de rechtbank is bevestigd, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de voorzitter en de griffier.