Uitspraak
8 april 2013, 12/4039 (aangevallen uitspraak)
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 15 april 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant. De zaak betreft de dwangsomregeling in het kader van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en de vraag of het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) terecht heeft bepaald dat er na 3 april 2012 geen dwangsom meer verschuldigd was. Appellante had verzocht om herbeoordeling van de arbeidsongeschiktheid van haar werkneemster en had het Uwv in gebreke gesteld omdat het besluit niet tijdig was verzonden aan haar gemachtigde. De rechtbank had het beroep van appellante niet-ontvankelijk verklaard voor een deel en voor het overige ongegrond verklaard, met de bepaling dat de proceskosten aan appellante werden vergoed.
In hoger beroep voerde appellante aan dat de laatste dag waarop een dwangsom verschuldigd is, niet 3 april 2012 is, maar 4 juli 2012, de datum waarop het besluit aan haar gemachtigde is verzonden. De Raad overweegt dat de bekendmaking van besluiten aan belanghebbenden, waaronder gemachtigden, essentieel is voor de rechtsgeldigheid van de besluitvorming. De Raad concludeert echter dat de verzending van het besluit aan appellante op 3 april 2012 voldoende was om te voldoen aan de wettelijke vereisten, en dat het Uwv op die datum niet langer in gebreke was. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat er geen aanleiding is voor een veroordeling in de proceskosten.