ECLI:NL:CRVB:2014:58
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Ontslag en schorsing van een directeur binnen de Gemeenschappelijke Regeling WNO Bedrijven 1999
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellant tegen de uitspraken van de rechtbank Arnhem met betrekking tot zijn ontslag en schorsing als directeur binnen de Gemeenschappelijke Regeling WNO Bedrijven 1999. De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat de schorsing van appellant, die plaatsvond in een periode van grote onrust binnen de organisatie, niet onterecht was. De Raad stelt vast dat het dagelijks bestuur van de Gemeenschappelijke Regeling een dienstbelang had om appellant te schorsen, gezien de ernst van de klachten en de onvrede binnen de organisatie. De Raad bevestigt dat de schorsing een ordemaatregel is en dat de omstandigheden ten tijde van de schorsing voldoende grond boden voor deze beslissing.
Echter, het ontslag van appellant wordt als prematuur beschouwd. De Raad oordeelt dat het dagelijks bestuur onvoldoende feitelijke gegevens heeft aangedragen om het ontslag te rechtvaardigen. De klachten over de bejegening van ondergeschikten door appellant waren anoniem en niet specifiek genoeg om als grond voor ontslag te dienen. De Raad concludeert dat het dagelijks bestuur niet de nodige stappen heeft ondernomen om de situatie te onderzoeken voordat het tot ontslag overging. Hierdoor is het ontslagbesluit van 29 april 2011 herroepen. De Raad veroordeelt het dagelijks bestuur tot vergoeding van de kosten van appellant in verband met de behandeling van het bezwaar tegen het ontslagbesluit.