ECLI:NL:CRVB:2016:2660
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Ontslag van directeur bij de Stadsbank Oost Nederland en de rechtsgeldigheid van de ontslaggrond
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een directeur van de Stadsbank Oost Nederland, die op 16 december 2013 door het Algemeen Bestuur is ontslagen. De directeur, betrokkene, was sinds 1 augustus 2000 in dienst en werd per 19 februari 2008 benoemd tot directeur. Na klachten van oud-medewerkers over intimidatie op de werkvloer, heeft het Algemeen Bestuur besloten tot ontslag op grond van artikel 8:8 van de Enschedese Arbeidsvoorwaardenregeling (EAR). De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat er geen deugdelijke grond was voor het ontslag. De Raad stelt vast dat er geen onverenigbaarheid van karakters was en dat het Algemeen Bestuur onvoldoende inspanningen heeft geleverd om betrokkene te herplaatsen binnen de organisatie. De Raad vernietigt het besluit van het Algemeen Bestuur en herroept het ontslag. Tevens wordt het Algemeen Bestuur veroordeeld tot schadevergoeding voor immateriële schade en de kosten van rechtsbijstand. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige procedure bij ontslagbesluiten en de verplichting van het bestuursorgaan om actief te bemiddelen voor herplaatsing van de werknemer.