Uitspraak
OVERWEGINGEN
BESLISSING
- bevestigt de aangevallen uitspraak;
- wijst het verzoek om veroordeling van het Uwv tot vergoeding van wettelijke rente af.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 24 december 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De zaak betreft de intrekking en terugvordering van een WW-uitkering van appellante, die door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) was ingetrokken op basis van het standpunt dat appellante niet langer woonachtig was in Nederland. Het Uwv had eerder besloten om appellante met ingang van 20 april 2011 in aanmerking te brengen voor een WW-uitkering, maar na anonieme tips over haar verblijfplaats, werd een onderzoek ingesteld. Dit onderzoek leidde tot de conclusie dat appellante vanaf 20 april 2011 buiten Nederland woonde, wat in strijd was met de voorwaarden voor het ontvangen van een WW-uitkering volgens artikel 19, eerste lid, aanhef en onder e, van de WW.
De rechtbank had het beroep van appellante ongegrond verklaard, en appellante ging in hoger beroep. Tijdens de zitting op 12 november 2014 heeft appellante betoogd dat zij wel degelijk beschikbaar was voor de Nederlandse arbeidsmarkt en dat zij een postadres in Nederland had. Het Uwv heeft echter bevestigd dat appellante sinds 1989 in België woont en dat haar adres in Nederland slechts een postadres was. De Raad oordeelde dat het Uwv voldoende bewijs had geleverd dat appellante niet in Nederland woonde, en dat de intrekking van de WW-uitkering terecht was. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en wees het verzoek om vergoeding van wettelijke rente af. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.