ECLI:NL:CRVB:2014:3872
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- R.H.M. Roelofs
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstand wegens schending van de inlichtingenverplichting
In deze zaak gaat het om de intrekking en terugvordering van bijstand aan appellante, die sinds 1 november 2005 bijstand ontvangt op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). Uit een heronderzoek in juli 2012 bleek dat de zus van appellante sinds 2010 maandelijks € 100,- op haar bankrekening overmaakt. Appellante heeft deze betalingen niet gemeld bij het dagelijks bestuur van Werk en Inkomen Lekstroom, wat in strijd is met de wettelijke inlichtingenverplichting. Het dagelijks bestuur heeft daarop besloten de bijstand van appellante te herzien en de teveel verstrekte bijstand terug te vorderen.
De rechtbank Midden-Nederland heeft het beroep van appellante tegen het besluit van het dagelijks bestuur ongegrond verklaard. Appellante stelde dat de betalingen van haar zus als lening moesten worden aangemerkt, maar de rechtbank oordeelde dat deze betalingen als inkomsten moesten worden beschouwd. In hoger beroep heeft appellante opnieuw aangevoerd dat het om geleende bedragen ging, maar het dagelijks bestuur betwistte dit en stelde dat de betalingen als inkomen moesten worden aangemerkt.
De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de maandelijkse betalingen van de zus van appellante als inkomsten in de zin van de WWB moeten worden aangemerkt. De Raad benadrukte dat appellante haar inlichtingenverplichting heeft geschonden door deze betalingen niet te melden, en dat het dagelijks bestuur bevoegd was om de bijstand te herzien. De Raad concludeerde dat het hoger beroep van appellante geen doel trof en bevestigde de aangevallen uitspraak.