ECLI:NL:CRVB:2015:2342
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.F. Bandringa
- M. Hillen
- S. Hindriks-Roose
- Rechtspraak.nl
Herziening en terugvordering van bijstand op basis van kasstortingen en bijschrijvingen
In deze zaak gaat het om de herziening en terugvordering van bijstand aan appellante, die sinds 4 februari 2003 bijstand ontvangt op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). Naar aanleiding van anonieme meldingen over mogelijke fraude heeft de gemeente Rotterdam een onderzoek ingesteld. Dit onderzoek heeft geleid tot de conclusie dat appellante in de periode van 1 januari 2009 tot en met 30 november 2012 onterecht bijstand heeft ontvangen, omdat zij geen melding heeft gemaakt van kasstortingen en bijschrijvingen op haar bankrekening. De gemeente heeft daarop besloten de bijstand te herzien en de onterecht ontvangen bedragen terug te vorderen, wat resulteerde in een totaalbedrag van € 12.175,73.
Appellante heeft tegen deze besluiten bezwaar gemaakt, maar de rechtbank Rotterdam heeft het beroep ongegrond verklaard. In hoger beroep heeft appellante de aangevallen uitspraak bestreden, waarbij zij aanvoert dat de bijschrijvingen op haar rekening leningen zijn en dat de kasstortingen niet als inkomen mogen worden aangemerkt. De Centrale Raad van Beroep heeft echter geoordeeld dat de kasstortingen en bijschrijvingen in beginsel als middelen in de zin van de WWB moeten worden beschouwd. De Raad heeft vastgesteld dat appellante onvoldoende bewijs heeft geleverd voor haar stellingen over de aard van de bijschrijvingen en kasstortingen.
De Raad heeft ook overwogen dat appellante geen dringende redenen heeft aangetoond om van terugvordering af te zien. De stelling dat het moeilijk is om het bedrag terug te betalen, is niet voldoende om te spreken van dringende redenen. De Centrale Raad van Beroep heeft de aangevallen uitspraak bevestigd, wat betekent dat de herziening en terugvordering van de bijstand rechtmatig zijn.