ECLI:NL:CRVB:2014:2597
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de arbeidsongeschiktheid en WIA-uitkering van een appellante met buikklachten
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 25 juli 2014 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een appellante die een WIA-uitkering had aangevraagd. De appellante had zich op 7 november 2008 ziek gemeld vanwege buikklachten, terwijl zij op dat moment werkloos was. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) had op 7 oktober 2010 vastgesteld dat appellante met ingang van 5 november 2010 geen recht had op een WIA-uitkering, omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. Dit besluit werd door de rechtbank 's-Hertogenbosch in een eerdere uitspraak bevestigd, waarna de appellante in hoger beroep ging.
De Centrale Raad van Beroep heeft de gronden van het beroep van appellante besproken en geconcludeerd dat de medische beoordeling door het Uwv zorgvuldig was. De bezwaarverzekeringsarts had dossieronderzoek verricht en de appellante op het spreekuur gezien. De rechtbank had geoordeeld dat het medisch onderzoek voldoende zorgvuldig was en dat de bezwaarverzekeringsarts op inzichtelijke wijze had gemotiveerd waarom de in beroep overgelegde medische informatie niet tot een ander standpunt leidde. De Raad oordeelde dat het ziekteverzuim van appellante niet excessief was en dat het Uwv terecht had geoordeeld dat appellante geschikt was voor haar maatmanfunctie.
De Centrale Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige medische beoordeling en de rol van de bezwaarverzekeringsarts in het proces van arbeidsongeschiktheid.