ECLI:NL:CRVB:2000:AE8622
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- K.J.S. Spaas
- M.M. van der Kade
- H.J. Simon
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de arbeidsongeschiktheid en de redelijkheid van tewerkstelling bij ziekteverzuim
In deze zaak gaat het om de beoordeling van een besluit van het Landelijk instituut sociale verzekeringen (Lisv) dat de uitkeringen van appellant, die onder de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet (AAW) en de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) vielen, met ingang van 2 juli 1994 heeft ingetrokken. Dit besluit was gebaseerd op de conclusie dat de mate van arbeidsongeschiktheid van appellant op dat moment minder dan 25% respectievelijk 15% was. De rechtbank te Zwolle had eerder het beroep tegen dit besluit ongegrond verklaard, waarna appellant in hoger beroep ging. De Raad heeft het hoger beroep van appellant aanvankelijk niet-ontvankelijk verklaard vanwege het niet tijdig betalen van het griffierecht, maar dit verzet is later gegrond verklaard.
De Raad heeft de zaak behandeld op 7 maart 2000, waarbij appellant werd vertegenwoordigd door zijn advocaat, mr. J.A. Schepel, en gedaagde door mr. I.F. Pardaan van Gak Nederland B.V. De centrale vraag in deze procedure was of het besluit van gedaagde in rechte stand kan houden, waarbij de Raad moest beoordelen of appellant, ondanks zijn beperkingen door intermitterend dyshidrotisch handeczeem, in staat was om de voor hem geselecteerde functies te vervullen. De Raad concludeert dat, hoewel appellant beperkingen ondervond, hij in staat was om werkzaamheden te verrichten die niet persoonsgebonden zijn en waarbij vervanging eenvoudig kan worden gerealiseerd.
De Raad oordeelt dat het te verwachten ziekteverzuim van appellant, dat door gedaagde op circa 25% werd geschat, niet betekent dat van een werkgever niet kan worden verlangd appellant in dienst te nemen. De functies die aan appellant zijn voorgehouden, zoals heftruckchauffeur en assemblagemedewerker, zijn van eenvoudige aard en de kosten van ziekteverzuim zijn voor de werkgever beperkt. De Raad bevestigt derhalve de aangevallen uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat het bestreden besluit in rechte stand kan houden.