ECLI:NL:CRVB:2014:2270
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- N.J. van Vulpen-Grootjans
- J.J.A. Kooijman
- W.E. Doolaard
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de verlaging van bezoldiging van een ambtenaar wegens langdurige arbeidsongeschiktheid
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 3 juli 2014 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen de beslissing van de voorzieningenrechter van de rechtbank Groningen. Appellante, werkzaam bij de gemeente Groningen, had haar bezoldiging verlaagd gezien door het college van burgemeester en wethouders vanwege langdurige arbeidsongeschiktheid. De Raad oordeelde dat appellante niet aannemelijk had gemaakt dat er sprake was van buitensporige werkomstandigheden die haar arbeidsongeschiktheid hadden veroorzaakt. De Raad verwees naar artikel 7:3 van de Arbeidsvoorwaardenregeling (ARG), waarin de voorwaarden voor het verlagen van de bezoldiging zijn vastgelegd. Appellante had in haar beroep aangevoerd dat haar ziekmelding het gevolg was van pestgedrag door collega's en een gebrek aan ondersteuning van het college tijdens haar re-integratie. De Raad concludeerde echter dat de ongeschiktheid van appellante voor het verrichten van haar arbeid langer dan zes maanden had voortgeduurd, en dat er geen objectieve aanwijzingen waren voor buitensporige werkomstandigheden. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de verlaging van de bezoldiging rechtmatig was. De uitspraak benadrukt het belang van objectieve maatstaven bij het vaststellen van arbeidsongeschiktheid en de voorwaarden waaronder bezoldiging kan worden verlaagd.