ECLI:NL:CRVB:2020:2733
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van arbeidsongeschiktheid en beroepsziekte in het ambtenarenrecht
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 5 november 2020 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen de staatssecretaris van Financiën. Appellante, werkzaam bij de Belastingdienst, betoogde dat zij recht had op doorbetaling van haar volledige bezoldiging vanwege arbeidsongeschiktheid die zij in en door de dienst had opgelopen. De Raad beperkte zich tot de kern van de door appellante aangevoerde gronden, waarbij zij stelde dat het criterium voor beroepsziekte te grofmazig was en niet op haar situatie van toepassing kon zijn. De Raad oordeelde echter dat deze beroepsgrond niet slaagde. Appellante had ook aangevoerd dat haar werkomstandigheden buitensporig waren, maar ook dit betoog werd verworpen. De Raad concludeerde dat er geen omstandigheden waren die erop wezen dat de werksituatie van appellante een buitensporig karakter droeg. De Raad onderschreef het oordeel van de rechtbank en bevestigde dat de staatssecretaris terecht een korting van 30% op het salaris van appellante had toegepast. Het hoger beroep van appellante werd afgewezen en de aangevallen uitspraak werd bevestigd.