Uitspraak
23 februari 2011, 10/1939 (aangevallen uitspraak)
mr. E.J.S. van Daatselaar verschenen. Namens werkgeefster zijn verschenen
mr. E.J.L. Mulderink, C.T.W.M. de Roos en C.A.T. Termohlen.
OVERWEGINGEN
4 mei 2007 heeft werkneemster een loongerelateerde WGA-uitkering ontvangen op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). Gedurende haar arbeidsongeschiktheid heeft werkneemster in verschillende perioden gedeeltelijk en in wisselende omvang haar arbeid hervat, vanaf 1 januari 2008 in een omvang van 24 uur per week. Met ingang van 1 juni 2008 is een mutatie in de omvang van haar werk afgesproken en is deze nader bepaald op 28 uur per week. Met ingang van 1 januari 2009 heeft appellant de uitkering van werkneemster beëindigd onder toepassing van artikel 56, derde lid, van de Wet WIA.
3 augustus 2009 heeft werkneemster niet gewerkt. Op 3 augustus 2009 heeft zij gedeeltelijk hervat. Na onderzoek heeft appellant werkneemster bij besluit van 4 augustus 2009 met ingang van 8 april 2009 opnieuw een loongerelateerde WGA-uitkering toegekend.
8 april 2009 ook daadwerkelijk overeenkomstig deze wijzigingen uitgeoefend. Hetgeen werknemer heeft verklaard is niet weersproken.
BESLISSING
- vernietigt de aangevallen uitspraak;
- verklaart het beroep tegen het besluit van 6 april 2010 ongegrond;
- bepaalt dat de Staat der Nederlanden [werkneemster] € 104,70 vergoedt, te betalen door de griffier.