Uitspraak
OVERWEGINGEN
BESLISSING
- vernietigt de aangevallen uitspraak;
- verklaart het beroep ongegrond.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 2 april 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De zaak betreft de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap als appellant en een benadeelde studerende als betrokkene. De appellant had aan de betrokkene studiefinanciering toegekend, maar herzag dit besluit later, waarbij de betrokkene als thuiswonende studerende werd aangemerkt. Dit leidde tot een terugvordering van te veel betaalde studiefinanciering en de oplegging van een bestuurlijke boete van € 571,62 wegens het niet voldoen aan de inschrijvingsverplichtingen in de gemeentelijke basisadministratie.
De rechtbank heeft het beroep van de betrokkene gegrond verklaard en de boete verlaagd tot € 285,81, omdat de rechtbank oordeelde dat de maximale boete niet in alle gevallen opgelegd diende te worden. De Minister ging in hoger beroep tegen deze uitspraak, stellende dat de opgelegde boete in overeenstemming was met de wetgeving en de ernst van de overtreding.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de Minister terecht gebruik had gemaakt van zijn discretionaire bevoegdheid om de boete op te leggen. De Raad benadrukte dat de hoogte van de boete in redelijke verhouding moet staan tot de ernst van de overtreding en de mate van verwijtbaarheid. De Raad concludeerde dat er geen bijzondere omstandigheden waren die een lagere boete rechtvaardigden. De eerdere uitspraak van de rechtbank werd vernietigd en het beroep van de betrokkene werd ongegrond verklaard, waardoor de oorspronkelijke boete in stand bleef.