In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 18 juli 2013 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, vertegenwoordigd door mr. L.M. Deiman, en de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, vertegenwoordigd door mr. K.F. Hofstee. Eiser ontving in 2012 een uitwonendenbeurs, maar de verweerder heeft vastgesteld dat eiser te veel studiefinanciering heeft ontvangen, omdat hij niet op het in de Gemeentelijke Basisadministratie (GBA) geregistreerde adres woonde. Dit leidde tot een terugvordering van € 1.143,24 en een boete van 50% van het teveel betaalde bedrag. De rechtbank oordeelde dat de intrekking van de beurs en de terugvordering terecht waren, omdat eiser niet voldeed aan de voorwaarden voor de uitwonendenbeurs. De rechtbank vond echter dat de opgelegde boete van 50% van het teveel betaalde bedrag niet in overeenstemming was met de wetgeving, die niet expliciet een maximale boete voor een eerste overtreding voorschrijft. De rechtbank heeft de boete verlaagd tot € 285,81, wat 50% van de maximale boete van 50% van het teveel betaalde bedrag is. De rechtbank heeft het beroep van eiser gegrond verklaard voor wat betreft de boete, het bestreden besluit vernietigd en de proceskosten van eiser vastgesteld op € 944,--. Tevens is bepaald dat verweerder het betaalde griffierecht van € 42,-- aan eiser vergoedt.