In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 2 januari 2024, wordt het beroep van eiseres tegen een bestuurlijke boete van € 1.304,49 beoordeeld. De boete werd opgelegd door de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap omdat eiseres een uitwonendenbeurs ontving terwijl zij niet op het opgegeven BRP-adres woonde. De rechtbank oordeelt dat de minister terecht de boete heeft opgelegd, aangezien uit een controle op 2 februari 2022 bleek dat eiseres niet op het BRP-adres woonde. Eiseres betwist de boete en stelt dat zij geen misbruik heeft gemaakt van haar recht op studiefinanciering. Ze voert aan dat de boete een onevenredige financiële last voor haar vormt en dat de hoogte van de boete in strijd is met het zorgvuldigheidsbeginsel, omdat de minister geen informatie heeft ingewonnen over haar financiële situatie. De rechtbank concludeert echter dat de minister bevoegd was om de boete op te leggen en dat er geen aanleiding is voor matiging of kwijtschelding van de boete. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, waardoor de boete in stand blijft en eiseres geen griffierecht of proceskostenvergoeding ontvangt.