Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
uitspraak van de meervoudige kamer van 13 april 2016 in de zaken tussen
[de vrouw] , te Amsterdam, eiseres I
de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
De studenten zijn [familie] van mijn vrouw. Ik weet niet precies sinds wanneer ze hier wonen. Ik ben hier ergens in 2009 komen wonen. Niet lang daarna zijn ze bij ons komen wonen. Ik heb hier vier slaapkamers. Zij slapen samen op de zolder. Een slaapkamer is van mij en mijn vrouw. En mijn kinderen hebben beide een eigen kamer. De studenten zijn hier komen wonen i.v.m. ruimtegebrek thuis. Ze hebben van de zomer hier onregelmatig geslapen. Ze zijn hier niet elke dag. Ze eten ook vaak bij hun moeder. Ze sliepen afwisselend op beide adressen. Ik kan u zeggen dat ze hier vanaf de zomer erg weinig zijn geweest. Na begin schooljaar bijna niet meer. Je kunt het op een hand tellen. Vandaar dat ik er ook een bed uit heb gedaan. Op zolder staat nu een bed en een matras. Ze hebben hier wat kleren, maar niet veel meer. Hun vader is naar Marokko, sindsdien verblijven ze bij hun moeder. Ze zijn hoofdzakelijk bij hun moeder dus. Ze hebben hier geen huurcontract. Ze betalen € 150,00 per maand contant als bijdrage. Dit is vrijblijvend. Als ze niet betalen is het ook geen probleem. Op zolder liggen wat spullen van hun. De zolder is niet alleen van hun. Onze spullen liggen daar ook. U vraagt of u de zolder kunt zien. Mijn vrouw heeft dat liever niet. Het is op dit moment ook een puinhoop op zolder. U vraagt of er school boeken of andere schoolbenodigdheden liggen van de studenten. Niet dat ik weet. Aangezien de studenten sinds begin schooljaar bij hun ouders verblijven, neem ik aan dat ze hier geen schoolboeken of studiemateriaal hebben liggen. U vraagt of er een laptop of een computer van de studenten aanwezig is. Niet dat ik weet. U vraagt of er post en administratie ligt. Ik laat u een brief zien van [betrokkene](eiseres II, de rechtbank)
van haar school. Er ligt ook een ongeopende envelop van de [bedrijf] op naam van [de vrouw](eiseres I, de rechtbank)
. Meer ligt er op dit moment niet van hun. U vraagt of er schoenen of jassen van de studenten bij de entree zijn. Nee, dat is er niet. Ik ben tijdens het huisbezoek netjes te woord gestaan. Ik heb alles begrepen en heb verder geen vragen.”
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit I;
- herroept de primaire besluiten I en II en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde bestreden besluit I;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 45,- aan eiseres I te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres I tot een bedrag van € 1.984,-.
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit II;
- herroept de primaire besluiten III en IV en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde bestreden besluit II;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 45,- aan eiseres II te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres II tot een bedrag van € 1.984,-.
.
.