ECLI:NL:CRVB:2012:BW3667
Centrale Raad van Beroep
- Wraking
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om wraking van rechters in bestuursrechtelijke procedure
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 19 april 2012 uitspraak gedaan over een verzoek tot wraking van de behandelende rechters in een bestuursrechtelijke procedure. Verzoeker had eerder hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Rotterdam. Tijdens de zitting op 27 maart 2012 heeft verzoeker zijn bezwaren geuit tegen de rechters mr. C. van Viegen, mr. R.H.M. Roelofs en prof. mr. H.D. Stout, die hij beschuldigde van vooringenomenheid. Hij stelde dat de vragen die aan hem werden gesteld intimiderend waren en dat hij niet in staat was om zijn hoger beroepschrift te raadplegen. De rechters hebben echter aangegeven niet in de wraking te berusten en hebben geen gebruik gemaakt van hun recht om gehoord te worden.
De wrakingskamer heeft het verzoek om wraking van de behandelende rechters afgewezen. De Raad oordeelde dat er geen objectief gerechtvaardigde vrees bestond dat de rechters niet onpartijdig zouden oordelen. De door verzoeker aangevoerde feiten en omstandigheden waren onvoldoende om aan te nemen dat er sprake was van vooringenomenheid. De Raad benadrukte dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit vermoeden weerleggen. De kritiek van verzoeker op de wijze van vraagstelling en het verloop van de zitting werd niet als voldoende onderbouwd beschouwd.
De Centrale Raad van Beroep heeft het verzoek om wraking van 18 april 2012 buiten behandeling gelaten en het verzoek om wraking van 30 maart 2012 afgewezen. De beslissing is openbaar uitgesproken en is gebaseerd op de overwegingen dat de rechterlijke onpartijdigheid niet in het geding was en dat de vragen die aan verzoeker zijn gesteld, onderdeel zijn van de taak van de rechter om waarheidsvinding te bevorderen.