ECLI:NL:CRVB:2021:3032
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om wraking in hoger beroep tegen het Uwv
In deze zaak heeft verzoekster hoger beroep ingesteld tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. Tijdens de zitting op 29 september 2021, geleid door rechter S.B. Smit-Colenbrander, heeft verzoekster verzocht om wraking van de behandelend rechter. Dit verzoek was gebaseerd op de veronderstelling dat de rechter vooringenomen was, omdat deze geen vragen stelde over de professionele standaarden voor verzekeringsartsen, terwijl dit een belangrijk punt was in de zaak. De behandelend rechter heeft echter aangegeven dat zij niet akkoord ging met het wrakingsverzoek.
De Centrale Raad van Beroep heeft op 6 december 2021 de beslissing genomen om het wrakingsverzoek af te wijzen. De Raad oordeelde dat de rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, en dat er geen uitzonderlijke omstandigheden waren die deze onpartijdigheid in twijfel trokken. De rechter had tijdens de zitting vragen gesteld aan zowel verzoekster als de gemachtigde van het Uwv, en had de voortgang en orde van de zitting op een correcte manier bewaakt.
De Raad concludeerde dat het verzoek om wraking niet was onderbouwd met feiten die een objectief gerechtvaardigde vrees voor partijdigheid konden aantonen. De beslissing werd genomen door de voorzitter E.J.M. Heijs en de leden J.J.T. van den Corput en J.P.A. Boersma, in aanwezigheid van griffier E.J. van der Veldt. De uitspraak werd openbaar gemaakt op dezelfde datum.