ECLI:NL:CRVB:2021:2030
Centrale Raad van Beroep
- Wraking
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om wraking van behandelend rechters in hoger beroep inzake WW
In deze zaak heeft verzoekster, vertegenwoordigd door haar gemachtigde, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland. Het betreft een verzoek om wraking van de behandelend rechters, ingediend na een zitting op 3 juni 2021. Tijdens deze zitting heeft verzoekster gesteld dat de rechters vooringenomen waren, omdat zij naar haar gemachtigde meer vragen stelden dan naar de vertegenwoordiger van het Uwv. Verzoekster baseert haar wrakingsverzoek op het idee dat de rechters niet objectief waren in hun beoordeling van de zaak, met name met betrekking tot de toepassing van het Dagloonbesluit.
De Centrale Raad van Beroep heeft het verzoek om wraking beoordeeld aan de hand van artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht, dat stelt dat rechters gewraakt kunnen worden op basis van feiten die hun onpartijdigheid in gevaar kunnen brengen. De Raad concludeert dat er geen zwaarwegende aanwijzingen zijn voor vooringenomenheid van de rechters. De rechters hebben zowel aan de gemachtigde van verzoekster als aan de vertegenwoordiger van het Uwv vragen gesteld, wat aantoont dat zij hun taak naar behoren hebben uitgevoerd.
Uiteindelijk heeft de Centrale Raad van Beroep het verzoek om wraking afgewezen, met de overweging dat er geen aanleiding is voor een veroordeling in de proceskosten. De beslissing is genomen door een meervoudige kamer, bestaande uit de voorzitter en twee leden, en is openbaar uitgesproken op 3 augustus 2021.