ECLI:NL:CRVB:2012:BV0611
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag bijstand aan vreemdeling in het kader van de WWB
In deze zaak gaat het om de afwijzing van een aanvraag om bijstand door een Algerijnse vreemdeling, appellant, die in Nederland verblijft. Appellant heeft op 13 februari 2009 een aanvraag om uitkering ingevolge de Wet werk en bijstand (WWB) ingediend bij het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam. Het College heeft deze aanvraag op 23 maart 2009 afgewezen, omdat appellant niet rechtmatig in Nederland verblijft. De rechtbank Rotterdam heeft het beroep van appellant tegen deze afwijzing ongegrond verklaard, waarna appellant in hoger beroep is gegaan.
De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn uitspraak van 11 januari 2012 geoordeeld dat de aanvraag van appellant terecht is afgewezen. De Raad stelt vast dat appellant niet valt onder de kring der gerechtigden op grond van de WWB, zoals vastgelegd in artikel 16, tweede lid, van de WWB. De Raad benadrukt dat de wetgever een duidelijke scheiding heeft gemaakt tussen vreemdelingen die recht hebben op bijstand en degenen die dat niet hebben. De Raad verwijst naar eerdere uitspraken waarin is vastgesteld dat er geen positieve verplichting bestaat voor de overheid om bijstand te verlenen aan vreemdelingen die niet aan de voorwaarden voldoen.
De Raad concludeert dat er geen grond is voor het toekennen van een schadevergoeding en bevestigt de aangevallen uitspraak van de rechtbank. De Raad wijst erop dat het College gehouden was de aanvraag af te wijzen, omdat appellant niet behoort tot de kring der gerechtigden op grond van de WWB. De uitspraak is gedaan in het openbaar, waarbij de Raad ook ingaat op de relevante juridische context van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) en de bescherming van kwetsbare personen.