ECLI:NL:RVS:2007:BA4652
Raad van State
- Hoger beroep
- H.G. Lubberdink
- B. van Wagtendonk
- M.G.J. Parkins de Vin
- Rechtspraak.nl
Wettelijke taak van het COA en bijzondere omstandigheden voor opvang van asielzoekers
In deze zaak heeft de Raad van State op 28 maart 2007 uitspraak gedaan in hoger beroep over de wettelijke taak van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA) en de mogelijkheid om in zeer bijzondere omstandigheden opvang te verlenen aan asielzoekers. De appellanten, vertegenwoordigd door mr. E.L. Garnett, hadden in eerste instantie een aanvraag ingediend voor voortzetting van verstrekkingen op basis van de Regeling verstrekkingen asielzoekers en andere categorieën vreemdelingen 2005 (Rva 2005). Het COA had deze aanvraag op 17 januari 2006 afgewezen, wat leidde tot een rechtszaak bij de rechtbank 's-Gravenhage. De rechtbank verklaarde het beroep van de appellanten ongegrond, maar de appellanten gingen in hoger beroep.
De Raad van State oordeelde dat de rechtbank had miskend dat het COA, ondanks een meeromvattende beschikking, in zeer bijzondere omstandigheden opvang kan verlenen. De Raad benadrukte dat de wettelijke taak van het COA ook inhoudt dat er ruimte is voor het verlenen van verstrekkingen in uitzonderlijke situaties, zelfs als de vreemdeling niet onder de reguliere opvangcategorieën valt. De Raad vernietigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het beroep van de appellanten gegrond. Het COA werd veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de appellanten, die in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep waren gemaakt.
Deze uitspraak benadrukt de noodzaak voor het COA om bij besluiten rekening te houden met bijzondere omstandigheden die kunnen leiden tot het verlenen van opvang, ook als de reguliere criteria niet van toepassing zijn. De uitspraak heeft implicaties voor de manier waarop asielzoekers in Nederland worden behandeld en de verantwoordelijkheden van het COA in het kader van de opvang van asielzoekers.