Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
uitspraak van de meervoudige kamer van 24 juni 2025 op het hoger beroep van:
[naam 1] B.V., te [woonplaats] ( [naam 1] ) (gemachtigde: mr. N. ten Donkelaar)
Bureau Financieel Toezicht(BFT)
Procesverloop in hoger beroep
Grondslag van het geschil
31 maart 2019. BTW stelde vast dat [naam 3] de verplichtingen van de Wwft niet volledig had nageleefd. Daaraan lag ten grondslag dat (-) er geen afdoende maatregelen waren om de risico’s op witwassen en financieren van terrorisme vast te stellen en te beoordelen, (-) bepalingen met betrekking tot cliëntenonderzoek niet correct zijn nageleefd en (-) niet alle voorgenomen of uitgevoerde ongebruikelijke transacties zijn gemeld.
Uitspraak van de rechtbank
Beoordeling van het geschil in hoger beroep
Zij verzoekt de rechtbank om BFT op te dragen om de ontbrekende stukken alsnog in te dienen. Hierbij heeft eiseres expliciet de volgende (mogelijk bestaande) stukken genoemd:
- correspondentie tussen BFT en het BTWwft over het onderzoek van het BTWwft naar [naam 3] ;
- stukken rond het interne beraad bij BFT over het onderzoek, het rapport, de overtredingen en het opleggen van de boete;
[…]
Bovendien stond op het moment van de informatievordering vast dat eiseres onder de Wwft viel (op basis waarvan zij een bewaarplicht heeft) en daarom over dergelijke stukken en beleid moet beschikken. De rechtbank verwijst in dit verband naar de ook door eiseres genoemde uitspraak van het EHRM van 4 oktober 2022, nr. 58342/15 (De Legé/Nederland). In deze uitspraak komt het EHRM tot het oordeel dat de bankafschriften en portfolio-overzichten in die procedure niet via een fishing expedition door de autoriteiten waren verkregen omdat vaststond dat de belanghebbende bij de bank in kwestie een rekening had en de autoriteiten daarom op de hoogte waren van het bestaan van die stukken.
fishing expedition. Daarvan was gelet op het arrest van het EHRM van 4 oktober 2022 in de zaak van De Legé tegen Nederland (nr. 58342/15, ECLI:CE:ECHR:2022:1004JUD005834215) en het arrest van de Hoge Raad van 14 november 2023 (ECLI:NL:HR:2023:1562, onder 3.5.3) namelijk wel sprake, omdat verzoeken om alle gegevens, zonder directe en duidelijke aanknopingspunten dat deze gegevens daadwerkelijk bestaan, als een
fishing expeditionworden gekwalificeerd. In de brief van BFT van 19 mei 2020 worden juist die termen gebruikt waarvan de Hoge Raad heeft geoordeeld dat er sprake was van een
fishing expedition. Omdat [naam 1] ten onrechte niet op haar recht op een advocaat is gewezen en sprake was van een
fishing expedition, moeten de volgende stukken van bewijs worden uitgesloten:
a. de e-mails tussen [naam 1] en [naam 3] over de boete van BTW in 2020;
fishing expedition. De rechtbank heeft dit duidelijk uitgelegd en het College onderschrijft die uitleg.
- dat bij [naam 3] een grote hoeveelheid contante transacties van minimaal
- dat [naam 3] een boete van BTWwft heeft gekregen omdat zij de Wwft heeft overtreden nadat BTWwft eerst een onderzoek naar de naleving daarvan in de periode 1 augustus 2018 tot en met 31 maart 2019 heeft verricht.
Eiseres werd met deze transactie bekend tijdens het verwerken van de administratie van [naam 3] over de jaren 2018 en 2019. Op 20 februari 2022 bracht [naam 3] eiseres per e-mail op de hoogte van de door BTWwft opgelegde boete.
[…]
Beslissing
- vernietigt de aangevallen uitspraak;