5.2Voor de beoordeling of er nog procesbelang bestaat is van belang wat [naam 1] met het hoger beroep nastreeft. Het doel dat [naam 1] hiermee wil bereiken, moet zij ook daadwerkelijk kunnen bereiken en dat resultaat moet voor haar feitelijke betekenis hebben en niet alleen hypothetische. Een formeel of principieel belang alleen is onvoldoende voor het aannemen van procesbelang. Ter zitting heeft FGzPt verklaard dat aanvragen op grond van de betreffende regeling op dit moment ‘on hold’ staan en dat de regeling feitelijk niet meer wordt toegepast. Er vindt overleg plaats met de minister over het vervolg, maar op dit moment is nog onduidelijk hoe de nieuwe erkenningsprocedure eruit komt te zien. [naam 1] heeft in dit verband aangevoerd dat voor haar van belang is duidelijkheid te hebben over de bevoegdheid van ACM om tot handhaving over te gaan, zodat zij weet hoe en waar zij voor haar belangen kan opkomen. Naar het oordeel van het College is de situatie ten aanzien van eventuele erkenningseisen en de toepassing daarvan, mede in het licht van de aanspraak op een beschikbaarheidbijdrage, op dit moment onduidelijk. Onzeker is verder wanneer aan die onzekere situatie een einde zal komen en op welke wijze dat zal geschieden. Een rechterlijke beoordeling van het door ACM ingenomen standpunt over het karakter van het aanbieden van de aan de orde zijnde praktijkopleidingsplaatsen als niet-economische activiteit kan hierbij ook van betekenis zijn. Het College ziet daarom geen grond voor het oordeel dat het procesbelang aan de beoordeling van het hoger beroep is komen te ontvallen. Het College zal dan ook hierna de hogerberoepsgronden van [naam 1] beoordelen.
Is sprake van een economische activiteit?
6. [naam 1] voert aan dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat de betreffende opleidingsplaatsen hoofdzakelijk met overheidsgeld worden gefinancierd en er slechts een gering aantal uitzonderingen zijn. [naam 1] stelt, onder verwijzing naar het rapport “Inzichten in de opleiding tot gz-psycholoog” van het Nivel dat in het jaar 2020 682 en in het jaar 2021 515 opleidingsplaatsen geheel of hoofdzakelijk door de overheid werden gefinancierd, maar dat er daarnaast een substantieel aantal opleidingsplaatsen niet uit overheidsmiddelen is gefinancierd. In 2021 gaat het, in het geval van de ggz, om 352 onbeschikte opleidingsplaatsen, dus 40% van het totaal. Zorginstellingen en psychologen die de betreffende opleiding volgen betalen deze, al dan niet gezamenlijk, uit private middelen. Voor dit deel gaat het dus om een private markt waarbinnen psychologen, ggz-instellingen en opleidingsinstellingen overeenkomsten met elkaar sluiten. Om met een opleidingsinstelling een overeenkomst te kunnen sluiten, moet de ggz-instelling voldoen aan de private erkenningskaders van FGzPt. Volgens [naam 1] is ACM bevoegd hiertegen handhavend op te treden.
7. Volgens ACM zijn de conclusies die [naam 1] uit het Nivel-rapport trekt onjuist. In ieder geval ziet het rapport uitsluitend op de opleidingsplaatsen voor de opleiding tot gz-psycholoog. Alle opleidingsplaatsen voor psychotherapeut zijn vanaf 2015 gefinancierd met een beschikbaarheidbijdrage. Van een hoofdzakelijk private financiering is bij die opleidingsplaatsen geen sprake en daarmee kwalificeert het aanbieden van deze opleiding dus in ieder geval niet als een economische activiteit. Wat betreft de opleidingsplaatsen voor gz-psycholoog is dit niet anders. Weliswaar werd volgens het Nivel-rapport in 2021 aan 40% van de aangevraagde opleidingsplekken voor gz-psycholoog geen beschikbaarheidbijdrage toegekend, maar dit betekent volgens ACM niet dat al deze opleidingsplaatsen privaat zijn gefinancierd. Uit het rapport blijkt niet of de onbeschikte opleidingsplaatsen ook daadwerkelijk door de POI’s zijn ingevuld. Het is goed denkbaar dat als een POI een beschikbaarheidbijdrage voor een opleidingsplaats aanvraagt maar niet krijgt toegewezen, zij deze opleidingsplaats vervolgens niet daadwerkelijk invult. Uit informatie die ACM bij FGzPt heeft opgevraagd, weergegeven in onderstaande tabel, blijkt dat dit in de praktijk vaak het geval was:
Jaar
Ingevulde opleidingsplaatsen
Ingevulde opleidingsplaatsen gefinancierd d.m.v. een beschikbaarheidbijdrage
Percentage gesubsidieerd opgeleid
Percentage anderszins gefinancierd
2017
666
434
65,2%
34,8%
2018
828
557
67,2%
32,8%
2019
1092
861
78,8%
21,2%
2020
1149
954
83%
17%
Uit deze cijfers volgt dat het aantal daadwerkelijk ingevulde opleidingsplaatsen lager ligt dan het aantal aangevraagde opleidingsplaatsen. Ook blijkt uit deze cijfers dat steeds minder opleidingsplaatsen worden ingevuld zonder beschikbaarheidbijdrage. Volgens ACM vindt de minister het onbeschikt aanbieden van opleidingsplaatsen voor gz-psycholoog niet wenselijk en is de regelgeving inmiddels zo aangepast, dat deze praktijk wordt ontmoedigd. Dat neemt niet weg dat er nog steeds opleidingsplaatsen voor gz-psychologen worden ingevuld zonder beschikbaarheidbijdrage, maar ook deze opleidingsplaatsen worden volgens ACM niet allemaal privaat gefinancierd. Zo worden de opleidingsplaatsen voor gz-psychologen binnen de jeugd-ggz, de militaire ggz en de ggz binnen justitiële instellingen met andere publieke financieringsstromen bekostigd. Voor zover de financiering (deels) door de POI zelf wordt verstrekt, kwalificeert dit volgens rechtspraak van het Hof van Justitie niet als economische tegenprestatie waardoor het opleiden in dat geval geen economische activiteit betreft. Ook indien een andere private partij de opleiding tot gz-psycholoog zou financieren, is het volgens ACM nog steeds zo dat de eisen die de overheid stelt aan de opleiding en het beoogde gevolg van een BIG-registratie, in de kern maken dat het een niet-economische activiteit betreft. Beperkte uitzonderingen op het stelsel van publieke financiering doen volgens ACM niet af aan het niet-economische karakter daarvan. FGzPt heeft meegedeeld dat zij het standpunt van ACM deelt.