2.1De klacht, zoals weergegeven in de uitspraak van de accountantskamer, houdt het volgende in. De klacht bestaat uit 50 klachtonderdelen, waarvan een aantal is vervallen (34, 37 en 50). Ten aanzien van een groot aantal klachtonderdelen heeft appellant betrokkenen verweten in het verweerschrift een onwaarheid te hebben opgenomen (5, 7, 10 t/m 13, 15 t/m 33, 35, 36, 38 t/m 41, 44, 45 en 49). In de overige klachtonderdelen is het volgende aangevoerd:
1. Het onderzoek over klager en [naam 7] ligt niet vast in een opdrachtformulering die aan klager kenbaar is gemaakt;
2. Het onderzoek mist een deugdelijke grondslag nu het een feitenonderzoek is dat geen ruimte biedt voor conclusies. Ook is niet duidelijk aan welke richtlijnen is getoetst;
3. De advocaat van betrokkenen heeft ter zitting op 3 april 2017 niet de waarheid gesproken toen zij verklaarde alle verslagen van het regionaal overleg jeugdwerkloosheid te hebben gezien en de opmerking van klager daarin niet te hebben gezien;
4. Betrokkene 4 heeft ter zitting op 3 april 2017 niet de waarheid gesproken toen hij verklaarde niet de beschikking te hebben over de vaststellingsovereenkomst en de andere betrokkenen hebben hem niet gecorrigeerd;
6. Betrokkenen zijn voorbij gegaan aan het feit dat klager niet alle facturen heeft geaccordeerd en dat de facturen mede door anderen zijn geaccordeerd;
8. Betrokkenen hebben geen aandacht besteed aan ontlastende informatie;
9. Betrokkenen hebben niet onderzocht of Rotterdam wist van de zogenaamde valse facturen en het accepteren daarvan;
14. Betrokkene 3 heeft ter zitting op 3 april 2017 niet de waarheid gesproken toen zij verklaarde dat klager haar inzage in de administratie heeft geweigerd en de andere betrokkenen hebben haar niet gecorrigeerd;
42. Betrokkenen hadden het onderzoek moeten staken toen bleek dat Rotterdam geen documentatie over mandaten en bevoegdheden van budgethouders kon leveren;
43. Betrokkenen hadden het onderzoek moeten staken toen bleek dat [naam 7] geen documentatie over mandaten en bevoegdheden van budgethouders kon leveren;
46. In het rapport is een dusdanige opbouw en structuur gekozen dat niet de feiten, maar het oordeel van KPMG centraal staat;
47. Betrokkenen hebben de opdracht ten onrechte aangenomen en voortgezet toen bleek dat de opdrachtgever tussentijds op de hoogte gesteld wilde worden teneinde maatregelen te kunnen nemen tegen klager;
48. Betrokkenen hebben gehandeld in strijd met de afspraak door hun conceptbevindingen niet eerst aan klager voor te leggen.