Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
[naam 1] RA, te [plaats] , ( [naam 1] )
mr. J.A.D.M. Daniëls en mr. J.T. Stekelenburg,
Weyl Holding B.V., Weyl Beef Products B.V., Weyl Export Holding B.V.,
Weyl Rusland Holding B.V., Weyl Vastgoed Holding B.V., Weyl België B.V.B.A.,
Angler Meat B.V., Watusi Meat B.V., Sarabi Meat B.V., Sahiwal Meat B.V.,
Ongole Meat B.V., Muturu Meat B.V., Limonero Meat B.V., Jersey Meat B.V.,
Herens Meat B.V., Boran Meat B.V., Highland Meat B.V., N’Dama Meat B.V.,
Khillari Meat B.V. en Weyl Vastgoed B.V,
Stichting Waakzaamheid Accountantsberoep en Schuldeisersbelangen Weyl Beef(de Stichting) ingediend tegen [naam 1]
Procesverloop in hoger beroep
Grondslag van het geschil
Weyl-vennootschappen opgestelde facturen niet strookten met de werkelijkheid, dat de debiteurenpositie en de voorraadpositie te hoog waren weergegeven en dat de crediteurenpositie te laag was weergegeven. De financiers hebben vervolgens met onmiddellijke ingang het krediet aan Weyl opgezegd, waarna surseance van betaling is aangevraagd. Op 20 mei 2010 zijn de tot Weyl behorende vennootschappen in staat van faillissement verklaard, met benoeming van de curatoren als zodanig.
Uitspraak van de accountantskamer
Bij de beslissing omtrent het opleggen van een maatregel heeft de accountantskamer rekening gehouden met de aard en de ernst van schendingen van de geldende regels en de omstandigheden waaronder deze zich hebben voorgedaan. De accountantskamer heeft [naam 1] zwaar aangerekend dat de verzuimen zich hebben voorgedaan bij de controle van twee opvolgende jaarrekeningen ten aanzien waarvan [naam 1] wist dat de afgifte van zijn goedkeurende verklaring van essentieel belang was voor het maatschappelijk verkeer. De accountantskamer heeft daarbij overwogen dat de verzuimen van [naam 1] niet anders kunnen worden aangemerkt dan als veelomvattend, ernstig en verstrekkend. Van [naam 1] had bij deze controlecliënt een hoge mate van oplettendheid en een professioneel-kritische opstelling mogen worden verwacht. Door zijn handelwijze heeft [naam 1] het door het maatschappelijk verkeer te stellen vertrouwen in de beroepsgroep in hoge mate geschaad en aldus tevens het fundamentele beginsel van professioneel gedrag overtreden. Ten aanzien hiervan en ten aanzien van de schending door [naam 1] van de bepalingen in de NVO en de VGC inzake de onafhankelijkheid heeft [naam 1] er achteraf geen blijk van gegeven te beseffen dat hij dienaangaande anders had moeten handelen. De accountantskamer heeft daarnaast rekening gehouden met het gegeven dat niet eerder een tuchtklacht tegen [naam 1] gegrond is verklaard. De accountantskamer heeft er tevens nota van genomen dat [naam 1] , althans zijn organisatie, zo is de accountantskamer uit de procedure met nummer 14/2716 gebleken, al in november 2010 aan AFM heeft toegegeven dat uit het onderzochte controledossier 2009 onvoldoende bleek dat de verzamelde controle-informatie toereikend was om de goedkeurende verklaring te onderbouwen, terwijl [naam 1] in de jaren daarna zich steeds tegenover de curatoren en schuldeisers op het standpunt heeft gesteld dat zowel zijn handelwijze als de uitgevoerde jaarrekeningcontroles voldeden aan de daaraan te stellen vaktechnische vereisten. Alles in aanmerking nemende heeft de accountantskamer voor [naam 1] de maatregel van doorhaling van zijn inschrijving in de registers passend en geboden geacht, waarbij de termijn waarbinnen [naam 1] zich niet opnieuw in het register kan doen inschrijven is bepaald op drie maanden.
Beoordeling van het geschil in hoger beroep
Het College sluit niet uit dat een accountant gehouden kan zijn vragen van de controlecliënt, aan wie hij een melding in de zin van artikel 30 van de Wta heeft gedaan, over (de inhoud van) de tuchtklacht te beantwoorden op grond van de fundamentele beginselen als bedoeld in artikel A-100.4 van de VGC dan wel artikel 2 van de Verordening Gedrags- en beroepsregels accountants (VGBA). Maar die gehoudenheid vloeit niet voort uit het bepaalde in artikel 30 van de Wta. In zoverre slaagt de vijfde grief van [naam 1] . Dit leidt echter niet tot gegrondverklaring van het hoger beroep, nu de accountantskamer terecht heeft geoordeeld dat [naam 1] de op hem rustende verplichting om zijn betrokkenheid in een tuchtgeding te melden, niet is nagekomen.