In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 1 mei 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de accountantskamer van 21 augustus 2015. De appellant, een accountant, had hoger beroep ingesteld tegen een klacht die was ingediend door zijn voormalige zakenpartner, Lodder & Co Accountants en Adviseurs. De klacht betrof het innemen van een civielrechtelijk standpunt door de accountant in een juridisch geschil met Lodder, waarbij hij onder andere debiteuren verkeerd zou hebben voorgelicht en het pandrecht van Lodder zou hebben gefrustreerd. De accountantskamer had de klacht gedeeltelijk gegrond verklaard en een waarschuwing opgelegd aan de accountant.
In hoger beroep richtte de accountant zich uitsluitend tegen het gegrond verklaarde deel van de klacht en de opgelegde maatregel. Het College oordeelde dat de accountant, ondanks het inwinnen van juridisch advies, verantwoordelijk bleef voor zijn eigen handelen en dat hij had gefaald in zijn zorgplicht. De accountant had in een brief aan debiteuren onjuiste en misleidende informatie verstrekt over de rechtspositie van Lodder en het pandrecht. Het College concludeerde dat de accountant in strijd had gehandeld met de fundamentele beginselen van deskundigheid en zorgvuldigheid.
De uitspraak van het College bevestigde de maatregel van waarschuwing die door de accountantskamer was opgelegd, en verklaarde het hoger beroep ongegrond. De zaak benadrukt de verantwoordelijkheden van accountants bij het innemen van standpunten in civiele geschillen en de noodzaak om zorgvuldigheid in acht te nemen bij communicatie met derden.