ECLI:NL:CBB:2021:1032
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen fosfaatrecht vaststelling en grondgebondenheid in de Meststoffenwet
In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 30 november 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een maatschap en de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over de vaststelling van het fosfaatrecht. De appellante, een melkveebedrijf, betwistte de beslissing van de minister om 46,16 hectare landbouwgrond buiten beschouwing te laten bij de vaststelling van haar fosfaatruimte. De minister had vastgesteld dat de appellante niet over de feitelijke beschikkingsmacht beschikte over de gronden, omdat deze niet in het kader van de normale bedrijfsvoering in gebruik waren. De appellante voerde aan dat zij wel degelijk de feitelijke beschikkingsmacht had, onderbouwd met grondgebruikersverklaringen en de langdurige afspraken met andere bedrijven over de inzet van de gronden. Het College oordeelde echter dat de door appellante overgelegde verklaringen onvoldoende waren om aan te tonen dat zij de gronden daadwerkelijk in gebruik had. Bovendien werd het beroep op de knelgevallenregeling afgewezen, omdat niet was aangetoond dat er op de peildatum minder fosfaatruimte beschikbaar was door de realisatie van een natuurgebied of publieke infrastructuur. Het College concludeerde dat de appellante niet had aangetoond dat zij een individuele en buitensporige last ondervond door de toepassing van de generieke korting op het fosfaatrecht. Het beroep werd ongegrond verklaard.