ECLI:NL:CBB:2020:457
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- R.C. Stam
- E.D.H. Nanninga
- Rechtspraak.nl
Fosfaatrechten en de toepassing van de Meststoffenwet in het kader van grondgebondenheid
In deze uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 14 juli 2020, betreft het een geschil over de vaststelling van fosfaatrechten op basis van de Meststoffenwet (Msw). Appellante, een melkveehouder, heeft beroep ingesteld tegen het besluit van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, waarin haar fosfaatrecht is vastgesteld. De minister heeft de generieke korting toegepast, omdat appellante niet als grondgebonden werd aangemerkt. Appellante betwist dit en stelt dat de in 2015 verhuurde percelen en de in 2016 aangekochte gronden meegeteld moeten worden voor de bepaling van haar fosfaatruimte. Het College oordeelt dat de Msw geen ruimte biedt om de fosfaatproductie aan de hand van de BEX-methode te bepalen, en dat de wetgever deze methode uitdrukkelijk heeft afgewezen. Het College verwijst naar eerdere uitspraken en concludeert dat appellante op 15 mei 2015 niet beschikte over de verhuurde percelen, waardoor deze niet meetellen voor de fosfaatruimte. De beroepsgrond van appellante over de vertrouwelijkheid van gegevens van een derde wordt verworpen, omdat deze norm niet tot bescherming van haar belangen strekt. Het College oordeelt dat het fosfaatrechtenstelsel niet in strijd is met het eigendomsrecht en dat appellante niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij een individuele en buitensporige last ondervindt. Het beroep van appellante wordt ongegrond verklaard.