Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 29 januari 2019 in de zaken tussen
[naam 1] , te [plaats 1] , appellant
de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
De schuur was vanaf de buitenzijde vrij toegankelijk en had geen verbindingsdeur naar de achtergelegen woning. Hierop heb ik in gezelschap van beide eerder genoemde collega’s de eerste deur geopend en zag dat de ruimte hierachter geen dienst meer deed als huisvesting voor dieren.
Dierenarts ter plaatse
Algemeen beeld dierenarts:
Appellant voert verder aan dat onduidelijk is hoe vaak per dag/week moet worden gecontroleerd op vlooien en luizen en waar verweerder op baseert dat in dit geval daarop onvoldoende controle is uitgevoerd. Appellant betwist dat sprake is van een ziek of gewond dier als de honden vlooien/luizen hebben. De honden konden wellicht behandeld worden, maar er was geen onmiddellijke medische zorg vereist. Appellant consulteert een dierenarts wanneer dit nodig is en controleert regelmatig ten aanzien van vlooien en luizen. Vlooien zijn bovendien een hardnekkige aandoening, die niet eenvoudig te bestrijden is en ook bij fokkers en andere dierenhouders voorkomt. De aanwezigheid van vlooien is dus niet uitzonderlijk. Uit de overgelegde verklaring van de eigen dierenarts van appellant van 7 september 2018 en de op 21 september 2018 door de gemachtigde van appellant ontvangen verklaringen van [naam 3] (eigenaar van de locatie [adres 1] te [plaats 2] ) en [naam 4] (woonachtig/werkzaam op dezelfde locatie), blijkt dat de dieren dagelijks werden gecontroleerd en dat zij er verzorgd uit zagen.
Beslissing
- verklaart het beroep tegen het bestreden besluit gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde bestreden besluit in stand blijven;
- verklaart het beroep tegen het kostenbesluit van 21 juni 2018 ongegrond;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 170,- aan appellant te vergoeden;