Uitspraak
en
de Autoriteit Consument en Markt(ACM)
3.3. Inleiding
4.Het beoordelingskader
5.De kwalificatie van de opkoop en ontmanteling van [Onderneming Z]
are willing to buy [Onderneming Z] commonly, selling it mutually as well as selling to third parties, whereby possible shortages will be made up or surpluses will be discounted.”
“super goede”,
“hypermoderne”meelfabriek. Dat hijzelf niet het risico wenste te nemen om de molen opnieuw op te starten, omdat dit naar zijn verwachting tot een hernieuwd faillissement zou leiden, doet hier niet aan af. ACM betoogt terecht dat toetreding of uitbreiding beduidend eenvoudiger, goedkoper en sneller kan wanneer dit gebeurt door middel van een overname van een bestaande fabriek, ook als gebreken moeten worden verholpen en renovaties moeten worden uitgevoerd, dan wanneer een nieuwe fabriek zou moeten worden gebouwd. Ondanks de gebreken en beperkingen van de [Onderneming Z] -fabriek is er daarbij wel degelijk interesse geweest, zowel voor koop van de fabriek (bijvoorbeeld door [Onderneming A] ), als voor huur daarvan (door [Onderneming F] ), alleen was de prijs op dat moment te hoog. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat het gelet op de gunstige locatie en de aanwezige machines niet uitgesloten was dat de meelproductie op enig moment zou zijn hervat, en dat deze weg werd afgesneden door de betrokken ondernemingen waardoor toetreding door (potentiële) concurrenten en de uitbreiding van bestaande partijen bemoeilijkt werd en daarmee de capaciteit werd gereduceerd. Het arrest BIDS verandert het voorgaande niet, nu daar een andersoortige gedraging aan de orde was.
6.De betrokkenheid van [Onderneming I] bij de opkoop en ontmanteling van [Onderneming Z]
“The Parties agree that buildings will not be used for milling purposes anymore.”Dat [Onderneming I] ook machines heeft aangeschaft bij deze transactie, doet niet af aan het feit dat zij heeft deelgenomen aan een afspraak die de kennelijke strekking heeft om het gebruik van de gebouwen te beperken en om de eventuele toetreding door een nieuwe producent of uitbreiding door een bestaande concurrent te bemoeilijken. Uit de verklaring van [PersoonI1] kan worden afgeleid dat [Onderneming I] zich bewust was van de aard en strekking van deze afspraak. Dat [Onderneming I] niet betrokken was bij het opstellen van de [Onderneming Z] -overeenkomst, en deze overeenkomst pas in een laat stadium onder ogen kreeg, doet daar evenmin aan af. ACM heeft naar het oordeel van het College dan ook terecht vastgesteld dat [Onderneming I] artikel 6 van de Mw en artikel 101 van het VWEU heeft overtreden.
7.Verval van sanctiebevoegdheid
8.Zorgvuldigheid besluitvorming
9.De evenredigheid van de boete
10.Overschrijding van de redelijke termijn
11.Conclusie
12.Proceskosten en griffierecht
- herroept het primaire besluit voor zover daarin aan [Onderneming I] een boete van € 4.673.000,-- is opgelegd en bepaalt de boete op een bedrag van € 3.629.000,--;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde gedeelte van het besluit;
- draagt ACM op het in beroep en hoger beroep betaalde griffierecht van € 803,-- aan [Onderneming I] te vergoeden;
- veroordeelt ACM in de proceskosten van [Onderneming I] tot een bedrag van € 3.968,--.