ECLI:NL:RVS:2023:3424

Raad van State

Datum uitspraak
8 september 2023
Publicatiedatum
8 september 2023
Zaaknummer
202302105/1/V3 en 202302105/2/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tegen uitspraak rechtbank Den Haag inzake asielaanvraag vreemdeling

Op 8 september 2023 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De zaak betreft een aanvraag van een vreemdeling voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, die door de staatssecretaris op 3 januari 2023 niet in behandeling was genomen. De rechtbank had op 29 maart 2023 het beroep van de vreemdeling gegrond verklaard en de staatssecretaris opgedragen een nieuw besluit te nemen. De staatssecretaris ging in hoger beroep en vroeg tevens om een voorlopige voorziening.

In de uitspraak van 8 september 2023 heeft de voorzieningenrechter de rechtsvraag over het interstatelijk vertrouwensbeginsel voor Bulgarije behandeld. De Afdeling verwijst naar eerdere uitspraken van 16 augustus 2023, waarin werd vastgesteld dat de staatssecretaris niet onterecht van dit beginsel uitging. De vreemdeling had betoogd dat hij in Bulgarije in detentie ernstig was mishandeld, maar de voorzieningenrechter oordeelde dat hij niet aannemelijk had gemaakt dat er een reëel risico bestond op schending van zijn rechten na overdracht aan Bulgarije. Het beroep van de vreemdeling werd ongegrond verklaard en het verzoek om voorlopige voorziening werd afgewezen. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.

De uitspraak benadrukt de noodzaak voor vreemdelingen om hun claims over mishandeling in detentie te onderbouwen met bewijs dat zij daadwerkelijk hebben geklaagd bij de autoriteiten in het betrokken land. De uitspraak is van belang voor de toepassing van het interstatelijk vertrouwensbeginsel in asielzaken en de beoordeling van de risico's voor vreemdelingen bij terugkeer naar hun land van herkomst.

Uitspraak

202302105/1/V3 en 202302105/2/V3.
Datum uitspraak: 8 september 2023
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) en, met toepassing van artikel 92 van de Vw 2000, op het hoger beroep van:
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, van 29 maart 2023 in zaak nr. NL23.310 in het geding tussen:
[de vreemdeling],
en
de staatssecretaris.
Procesverloop
Bij besluit van 3 januari 2023 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, niet in behandeling genomen.
Bij uitspraak van 29 maart 2023 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en bepaald dat de staatssecretaris een nieuw besluit op de aanvraag neemt met inachtneming van de uitspraak.
Tegen deze uitspraak heeft de staatssecretaris hoger beroep ingesteld. Ook heeft hij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. G.J. van der Graaf, advocaat te Arnhem, heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
Overwegingen
1. De door de staatssecretaris in zijn enige grief opgeworpen rechtsvraag over het interstatelijk vertrouwensbeginsel voor Bulgarije, heeft de Afdeling beantwoord in haar uitspraken van 16 augustus 2023, ECLI:NL:RVS:2023:3133 en ECLI:NL:RVS:2023:3134, onder 4.4 tot en met 4.13. Uit die uitspraken volgt dat de grief slaagt.
2. Het hoger beroep is gegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt vernietigd. De voorzieningenrechter beoordeelt het beroep. Daarbij bespreekt zij alleen beroepsgronden waarover de rechtbank nog geen oordeel heeft gegeven en beroepsgronden waarop na de overwegingen in hoger beroep nog moet worden beslist.
3. De vreemdeling heeft in beroep betoogd dat de staatssecretaris niet van het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag uitgaan, omdat hij in Bulgarije in detentie ernstig is mishandeld. De vreemdeling heeft verklaard dat hij in detentie op zijn rug is geslagen, slecht eten kreeg en gedwongen werd zijn vingerafdrukken af te geven. De staatssecretaris heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat de vreemdeling niet heeft geprobeerd om bij de Bulgaarse autoriteiten of de Bulgaarse (hoogste) rechter te klagen over de (omstandigheden in) detentie, terwijl niet is gebleken dat dit voor hem niet mogelijk was. De vreemdeling heeft daarom niet aannemelijk gemaakt dat er een reëel risico bestaat dat hij na overdracht aan Bulgarije aan een schending van artikel 4 van het EU Handvest en artikel 3 van het EVRM wordt blootgesteld. De beroepsgrond faalt.
4. Het beroep is ongegrond.
5. Omdat op het hoger beroep is beslist, wordt het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, van 29 maart 2023 in zaak nr. NL23.310;
III. verklaart het beroep ongegrond;
IV. wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. M. Soffers, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. R.H.L. Dallinga, griffier.
w.g. Soffers
voorzieningenrechter
w.g. Dallinga
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 8 september 2023
18-985