ECLI:NL:RBDHA:2024:1876
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van een asielaanvraag en voorlopige voorziening in het kader van de Dublinverordening met betrekking tot Bulgarije
In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De voorzieningenrechter behandelt het verzoek om een voorlopige voorziening van eiser, die stelt dat hij de Syrische nationaliteit heeft en dat Bulgarije verantwoordelijk is voor zijn asielaanvraag. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 12 januari 2024 niet in behandeling genomen, omdat Bulgarije verantwoordelijk zou zijn voor de aanvraag. De rechtbank houdt in deze zaak geen zitting, omdat het beroep kennelijk ongegrond is. Eiser heeft uitvoerig verklaard over zijn ervaringen in Bulgarije, waar hij stelt dat de opvangomstandigheden ondermaats zijn en dat er sprake is van systeemfouten en schendingen van mensenrechten. De rechtbank oordeelt echter dat de staatssecretaris voldoende heeft gemotiveerd dat er geen grond is voor nader onderzoek en dat eiser zelf moet klagen bij de Bulgaarse autoriteiten als hij tekortkomingen ervaart. De rechtbank concludeert dat de beroepsgronden van eiser niet slagen en verklaart het beroep ongegrond. Het verzoek om een voorlopige voorziening wordt niet-ontvankelijk verklaard, en eiser krijgt geen proceskostenvergoeding.