ECLI:NL:RBDHA:2024:1876

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 februari 2024
Publicatiedatum
16 februari 2024
Zaaknummer
NL24.1300 en NL24.1301
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van een asielaanvraag en voorlopige voorziening in het kader van de Dublinverordening met betrekking tot Bulgarije

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De voorzieningenrechter behandelt het verzoek om een voorlopige voorziening van eiser, die stelt dat hij de Syrische nationaliteit heeft en dat Bulgarije verantwoordelijk is voor zijn asielaanvraag. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 12 januari 2024 niet in behandeling genomen, omdat Bulgarije verantwoordelijk zou zijn voor de aanvraag. De rechtbank houdt in deze zaak geen zitting, omdat het beroep kennelijk ongegrond is. Eiser heeft uitvoerig verklaard over zijn ervaringen in Bulgarije, waar hij stelt dat de opvangomstandigheden ondermaats zijn en dat er sprake is van systeemfouten en schendingen van mensenrechten. De rechtbank oordeelt echter dat de staatssecretaris voldoende heeft gemotiveerd dat er geen grond is voor nader onderzoek en dat eiser zelf moet klagen bij de Bulgaarse autoriteiten als hij tekortkomingen ervaart. De rechtbank concludeert dat de beroepsgronden van eiser niet slagen en verklaart het beroep ongegrond. Het verzoek om een voorlopige voorziening wordt niet-ontvankelijk verklaard, en eiser krijgt geen proceskostenvergoeding.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummers: NL24.1300 en NL24.1301
uitspraak van de enkelvoudige kamer en de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[eiser] , V-nummer: [v-nummer] , eiser/verzoeker (hierna: eiser)

(gemachtigde: mr. A. Simicevic),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De voorzieningenrechter beoordeelt in deze uitspraak het verzoek om een voorlopige voorziening van eiser. De staatssecretaris heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 12 januari 2024 niet in behandeling genomen omdat Bulgarije verantwoordelijk is voor de aanvraag.

Beoordeling door de rechtbank

Geen zitting
2. De rechtbank houdt in deze zaak geen zitting. Het beroep is namelijk kennelijk ongegrond. [1] Hieronder legt de rechtbank dit uit.
Waar gaat deze zaak over?
3. Eiser stelt de Syrische nationaliteit te hebben en te zijn geboren op [geboortedag] 1991. Verweerder heeft de asielaanvraag van eiser niet in behandeling genomen, omdat Bulgarije verantwoordelijk zou zijn voor de behandeling daarvan.
Wat vindt eiser in beroep?
4. Eiser heeft over zijn ervaringen en de manier waarop hij behandeld is in Bulgarije uitvoerig verklaard en komen overeen met de recente documentatie en jurisprudentie over de situatie in Bulgarije. Ter onderbouwing verwijst hij naar het AIDA-rapport van februari 2022 en maart 2023 waaruit blijkt dat de omstandigheden in de meeste opvangcentra in Bulgarije overweldigend ondermaats zijn. Onder verwijzing van verscheidene uitspraken [2] wordt betoogt dat sprake is van fundamentele systeemfouten en dat de bijzonder hoge drempel van zwaarwegendheid is bereikt met betrekking tot de opvangvoorzieningen, detentie en rechtsbijstand in Bulgarije. Verweerder kan dan ook niet zomaar stellen dat ten aanzien van Bulgarije van het interstatelijke vertrouwensbeginsel uit kan worden gegaan. Hoewel tegen de uitspraak van 3 oktober 2023 [3] hoger beroep is ingesteld is de uitspraak wel van toepassing. De rechtbank oordeelde dat verweerder onvoldoende onderzoek had gedaan waardoor het besluit onvoldoende zorgvuldig voorbereid en gemotiveerd was. Ten slotte verwijst eiser naar verscheidene stukken [4] waaruit volgt dat er sprake is van systematische schendingen tegen reizende kinderen, er niet wordt voldaan aan minimumstandaarden in opvangvoorzieningen en dat Bulgarije zich schuldig maakt aan illegale pushbacks. Dit zou volgens eiser een indicatie zijn dat aan overige verplichtingen ook niet zal worden voldaan. Verweerder zou nader onderzoek moeten doen.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
5. In het algemeen mag verweerder ten opzichte van Bulgarije uitgaan van het interstatelijke vertrouwensbeginsel. De Afdeling [5] heeft dit recent bevestigd in de uitspraken van 8 september 2023, ECLI:NL:RVS:2023:3424, 11 september 2023, ECLI:NL:RVS:2023:3434, 29 september 2023, ECLI:NL:RVS:2023:3646, 13 oktober 2023, ECLI:NL:RVS:2023:3796 en 16 oktober 2023, ECLI:NL:RVS:2023:3806. De Afdeling is in deze zaken ingegaan op de omstandigheden van asielzoekers die op grond van de Dublinverordening worden overgedragen aan Bulgarije. De toegang tot opvangvoorzieningen, de toegang tot medische zorg, de toegang tot rechtsbijstand en de toepassing van vreemdelingendetentie in Bulgarije zijn hierbij aan de orde gekomen. Dat pushbacks veelvuldig voorkomen in Bulgarije, heeft de Afdeling eveneens betrokken in deze uitspraken. De Afdeling oordeelt dat ten aanzien van Bulgarije wel kan worden uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. De verwijzingen van eiser naar de uitspraken van deze rechtbank leidt de rechtbank dan ook niet tot een ander oordeel. Verder overweegt de rechtbank dat de verklaringen van eiser over wat hij heeft meegemaakt in Bulgarije en over de situatie daar, niet tot de conclusie kunnen leiden dat sprake is van structurele tekortkomingen van de asielprocedure in Bulgarije. Daarbij komt dat Bulgarije met het claimakkoord garandeert dat het verzoek van eiser om internationale bescherming in behandeling zal worden genomen, met inachtneming van het EVRM, het Vluchtelingenverdrag en de verschillende richtlijnen op het gebied van asielrecht.
Als eiser in Bulgarije toch wordt geconfronteerd met tekortkomingen bij de behandeling van zijn asielverzoek, in de opvangvoorzieningen, of anderszins, ligt het op zijn weg om hierover te klagen bij de Bulgaarse autoriteiten. Niet is gebleken dat klagen niet mogelijk of bij voorbaat zinloos is. De beroepsgrond slaagt niet.
6. De rechtbank is van oordeel dat verweerder voldoende heeft gemotiveerd dat er in redelijkheid geen grond bestaat om nader onderzoek te verrichten.
7. De rechtbank merkt op dat eiser op 6 februari 2024 en 12 februari 2024 medische stukken aan het dossier heeft toegevoegd. Nu eiser echter niet heeft aangegeven welke conclusie aan deze medische stukken zou moeten worden verbonden gaat de rechtbank hieraan voorbij. Verder heeft verweerder terecht geen aanleiding gezien om gebruik te maken van zijn discretionaire bevoegdheid op grond van artikel 17 van de Dublinverordening om de behandeling van eisers asielaanvraag aan zich te trekken.

Conclusie en gevolgen

8. De beroepsgronden slagen niet. De rechtbank twijfelt hier niet over. Daarom is het beroep kennelijk ongegrond.
9. Nu er uitspraak is gedaan in het beroep en er niet langer sprake is van connexiteit [6] , wordt het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk verklaard.
10. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
De voorzieningenrechter verklaart het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.C. Laagland, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van J. Dommerholt, griffier.
De beslissing is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:

Rechtsmiddel

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak op het beroep, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden. Tegen de uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 8:54, eerste lid, aanhef en onder c, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Zie de uitspraak van rechtbank Overrijsel van 26 april 2023, ECLI:NL:RBOVE:2023:1502 en de uitspraak van 23 mei 2023, ECLI:NL:RBOVE:2023:1829 en de uitspraken van rechtbank Zwolle van 26 april 2023, ECLI:NL:RBOVE:2023:1502, van 23 mei 2023, ECLI:NL:RBOVE:2023:1830, en van 3 oktober 2023, ECLI:NL:RBOVE:2023:3871.
3.Zie de uitspraak van rechtbank Overijssel -zittingsplaats Zwolle, ECLI:NL:RBOVE:2023:3871.
4.Zie het rapport van Border Violence Monitoring Network d.d. april 2023, het rapport van Bulgarian Helsinki Committe d.d. juli 2023, het Human Rights Watch: World Report 2024- European Union d.d. 11 januari 2024, ‘Concluding observations on the combined twenty-third to twenty-fifth periodic reports of Bulgaria [CERD/C/BGR/CO/23-25] d.d. 27 december 2023 en rapport Imfomigrants d.d. augustus 2023.
5.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
6.Op grond van artikel 8:81 en 8:83, derde lid, van de Awb.