ECLI:NL:RBDHA:2024:13785
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag op basis van de Dublinverordening
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, wordt het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd beoordeeld. De minister van Veiligheid en Justitie heeft de aanvraag op 3 juli 2024 niet in behandeling genomen, omdat Bulgarije verantwoordelijk is voor de aanvraag. De rechtbank heeft op 16 juli 2024 de zaak behandeld, waarbij de gemachtigde van de minister aanwezig was, terwijl eiser en zijn gemachtigde zich afmeldden.
De rechtbank oordeelt dat het beroep ongegrond is. Dit betekent dat de rechtbank het standpunt van de minister ondersteunt en het niet in behandeling nemen van de aanvraag in stand blijft. De rechtbank verwijst naar de Dublinverordening, die bepaalt dat een asielaanvraag niet in behandeling wordt genomen als een andere lidstaat verantwoordelijk is. In dit geval heeft Nederland een verzoek om terugname aan Bulgarije gedaan, dat door Bulgarije is aanvaard.
Eiser heeft aangevoerd dat hij in Bulgarije slecht behandeld wordt en dat hij niet in staat is om te klagen over zijn situatie. De rechtbank stelt echter vast dat eiser niet voldoende heeft onderbouwd dat hij slecht behandeld is en dat hij niet aannemelijk heeft gemaakt dat klagen in Bulgarije onmogelijk of zinloos is. De rechtbank volgt de minister in haar stelling dat eiser niet heeft aangetoond dat er een reëel risico bestaat op schending van zijn rechten na overdracht aan Bulgarije. De rechtbank concludeert dat er geen motiveringsgebrek is in het bestreden besluit en verklaart het beroep ongegrond.