ECLI:NL:RBDHA:2024:20905
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag met betrekking tot Bulgarije
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 12 december 2024, wordt het beroep van eiser, een Syrische nationaliteit houder, tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd beoordeeld. De minister van Asiel en Migratie heeft de aanvraag op 21 oktober 2024 niet in behandeling genomen, omdat Bulgarije verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting.
De rechtbank concludeert dat de beroepsgronden van eiser nagenoeg een herhaling zijn van eerdere zienswijzen. Eiser stelt dat de minister onvoldoende is ingegaan op zijn specifieke omstandigheden en dat er systeemfouten zijn in de opvangvoorzieningen in Bulgarije. De rechtbank oordeelt echter dat de minister in het bestreden besluit voldoende gemotiveerd heeft ingegaan op de stellingen van eiser en dat er geen aanleiding is om te twijfelen aan het interstatelijk vertrouwensbeginsel ten aanzien van Bulgarije.
De rechtbank verklaart het beroep kennelijk ongegrond, wat betekent dat eiser ongelijk krijgt en het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag in stand blijft. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en kan worden aangevochten door middel van een verzetschrift binnen zes weken na verzending.