ECLI:NL:RVS:2022:658
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep vreemdeling inzake proceskostenveroordeling na intrekking hoger beroep
In deze zaak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. K. Yousef, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, van 25 oktober 2021. De vreemdeling heeft het hoger beroep ingetrokken en verzocht om een proceskostenveroordeling van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De staatssecretaris heeft een nader stuk ingediend, waarin hij meedeelt dat het besluit van 11 oktober 2021 is ingetrokken en dat de asielaanvraag van de vreemdeling in de nationale procedure zal worden behandeld. Dit gebeurde omdat de overdrachtstermijn volgens de Dublinverordening was verstreken.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft overwogen dat, hoewel de staatssecretaris de vreemdeling tegemoet is gekomen door de asielaanvraag opnieuw in behandeling te nemen, dit niet kan worden gezien als een tegemoetkoming in de zin van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht. Het in behandeling nemen van de asielaanvraag is enkel een gevolg van het tijdsverloop en niet van een actieve beslissing van de staatssecretaris. Daarom heeft de Afdeling het verzoek om proceskostenvergoeding afgewezen.
De uitspraak is gedaan door mr. C.M. Wissels, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.T. Annen, griffier. De beslissing werd uitgesproken in het openbaar op 3 maart 2022.