ECLI:NL:RVS:2022:658

Raad van State

Datum uitspraak
3 maart 2022
Publicatiedatum
3 maart 2022
Zaaknummer
202106818/1/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep vreemdeling inzake proceskostenveroordeling na intrekking hoger beroep

In deze zaak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. K. Yousef, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, van 25 oktober 2021. De vreemdeling heeft het hoger beroep ingetrokken en verzocht om een proceskostenveroordeling van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De staatssecretaris heeft een nader stuk ingediend, waarin hij meedeelt dat het besluit van 11 oktober 2021 is ingetrokken en dat de asielaanvraag van de vreemdeling in de nationale procedure zal worden behandeld. Dit gebeurde omdat de overdrachtstermijn volgens de Dublinverordening was verstreken.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft overwogen dat, hoewel de staatssecretaris de vreemdeling tegemoet is gekomen door de asielaanvraag opnieuw in behandeling te nemen, dit niet kan worden gezien als een tegemoetkoming in de zin van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht. Het in behandeling nemen van de asielaanvraag is enkel een gevolg van het tijdsverloop en niet van een actieve beslissing van de staatssecretaris. Daarom heeft de Afdeling het verzoek om proceskostenvergoeding afgewezen.

De uitspraak is gedaan door mr. C.M. Wissels, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.T. Annen, griffier. De beslissing werd uitgesproken in het openbaar op 3 maart 2022.

Uitspraak

202106818/1/V3.
Datum uitspraak: 3 maart 2022
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het verzoek van:
[de vreemdeling],
verzoeker,
om proceskostenveroordeling in geval van intrekking van het hoger beroep (artikel 8:75a van de Awb).
Procesverloop
De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. K. Yousef, advocaat te Den Haag, heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, van 25 oktober 2021 in zaak nr. NL21.16082.
De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft een nader stuk ingediend.
De vreemdeling heeft het hoger beroep ingetrokken en de Afdeling verzocht de staatssecretaris te veroordelen in de bij hem opgekomen proceskosten.
Overwegingen
1.       Bij brief van 4 februari 2022 heeft de staatssecretaris aan de Afdeling laten weten dat hij het besluit van 11 oktober 2021 heeft ingetrokken en dat de asielaanvraag van de vreemdeling in de nationale procedure zal worden behandeld, omdat de overdrachtstermijn als bedoeld in artikel 29, eerste lid, van de Dublinverordening, is verstreken. In reactie daarop heeft de vreemdeling laten weten dat hij het hoger beroep intrekt en heeft hij de Afdeling verzocht de staatssecretaris te veroordelen in de proceskosten.
2.       Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen in de uitspraken van 8 april 2019 (ECLI:NL:RVS:2019:1084) en 27 januari 2021 (ECLI:NL:RVS:2021:182), kan aanleiding bestaan de staatssecretaris met toepassing van artikel 8:75 van de Awb tot vergoeding van de proceskosten te veroordelen als hij aan de vreemdeling tegemoetgekomen is. Het alsnog in behandeling nemen van de asielaanvraag is in deze zaak geen tegemoetkoming, maar alleen een gevolg van tijdsverloop.
3.       Het verzoek wordt afgewezen. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. C.M. Wissels, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.T. Annen, griffier.
Het lid van de enkelvoudige kamer is verhinderd de uitspraak te ondertekenen
w.g. Annen
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 3 maart 2022
765-962