ECLI:NL:RBDHA:2023:3817

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 maart 2023
Publicatiedatum
23 maart 2023
Zaaknummer
NL22.17993
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om proceskostenvergoeding na intrekking asielaanvraag

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 23 maart 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende een asielaanvraag. Eiser, een Syrische nationaliteit houder, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, maar deze werd door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet in behandeling genomen, omdat Italië verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling van de aanvraag. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld. Tijdens de zitting op 25 oktober 2022 werd het onderzoek geschorst in afwachting van de situatie rondom de overdrachtstermijn, die op 26 oktober 2022 zou verstrijken. Op 27 oktober 2022 heeft de Staatssecretaris het bestreden besluit ingetrokken, omdat de overdrachtstermijn was verstreken en eiser was opgenomen in de nationale asielprocedure. Eiser trok vervolgens zijn beroep in, maar verzocht tegelijkertijd om vergoeding van de proceskosten.

De rechtbank heeft overwogen dat de veroordeling in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank oordeelde dat er geen sprake was van tegemoetkomen door de Staatssecretaris, omdat de intrekking van het besluit niet het gevolg was van een onrechtmatig besluit, maar van het verstrijken van de overdrachtstermijn. De rechtbank verwees naar eerdere uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, waarin werd gesteld dat er alleen sprake is van tegemoetkomen als het bestuursorgaan zijn standpunt zodanig heeft herzien dat het oorspronkelijke besluit als onrechtmatig wordt erkend.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het verzoek om vergoeding van de proceskosten afgewezen, omdat de Staatssecretaris niet is tegemoetgekomen in de zin van de Awb. De uitspraak is gedaan door mr. T.A. Oudenaarden, rechter, en openbaar gemaakt op rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak kan binnen één week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.17993

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , eiser,

geboren op [geboortedatum] ,
van Syrische nationaliteit,
V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. H. Postma),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. B.H. Wezeman).

Procesverloop

Bij besluit van 9 september 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen op de grond dat Italië verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 25 oktober 2022 op zitting behandeld. Eiser en zijn gemachtigde zijn verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst in afwachting van de door verweerder ter zitting geschetste situatie dat de uiterste overdrachtstermijn, die eindigt op 26 oktober 2022, zal worden verlengd indien eiser met onbekende bestemming vertrekt.
Bij bericht van 27 oktober 2022 heeft verweerder medegedeeld dat het bestreden besluit vanwege het verstrijken van de uiterste overdrachtstermijn is ingetrokken en dat eiser is opgenomen in de nationale asielprocedure. Ook heeft verweerder toegelicht waarom geen reden wordt gezien om over te gaan tot een proceskostenvergoeding.
Op 27 oktober 2022 heeft eisers gemachtigde onderhavige beroep ingetrokken met het gelijktijdige verzoek om verweerder te veroordelen in de proceskosten.
Partijen hebben toestemming gegeven om uitspraak te doen zonder het houden van een nadere zitting. De rechtbank heeft vervolgens op 10 maart 2023 het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. De veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht. Als een beroep wordt ingetrokken, omdat een bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoet gekomen, kan de rechtbank op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. Dit is geregeld in artikel 8:75a van de Awb.
2. Verweerder heeft het bestreden besluit ingetrokken, maar ziet echter geen aanleiding om over te gaan tot vergoeding van de proceskosten. Hiervoor acht verweerder van belang dat enkel is overgegaan tot opname in de nationale procedure vanwege de overschrijding van de uiterste overdrachtstermijn. Van een onjuist genomen besluit is geen sprake, aldus verweerder.
3. Namens eiser is het volgende aangevoerd. Het bestreden besluit is alsnog ingetrokken, omdat eiser niet meer kan worden overgedragen aan Italië, hetgeen geheel is te wijten aan het (niet) handelen van verweerder. Verweerder heeft na ommekomst van de reactietermijn voor Italië op 25 april 2022 nog tot 9 september 2022, derhalve bijna vijf maanden, gewacht met het nemen van een overdrachtsbesluit. Onbedoeld is verweerder hiermee alsnog tegemoet gekomen aan het verzoek van eiser om zijn asielaanvraag inhoudelijk te behandelen. Daarom dient verweerder de proceskosten dan ook te vergoeden.
4. Uit vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) volgt dat van tegemoetkomen in de zin van artikel 8:75a van de Awb alleen sprake is als het bestuursorgaan zijn standpunt zodanig heeft herzien dat daarmee eigenlijk wordt erkend dat het oorspronkelijke besluit onrechtmatig was. Volgens de Afdeling is bij intrekking van een besluit vanwege nieuwe feiten en omstandigheden of vanwege nadien verkregen informatie geen sprake van tegemoetkomen.
5. De rechtbank is van oordeel dat verweerder niet is tegemoetgekomen zoals bedoeld in artikel 8:75a van de Awb, nu verweerder de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel in behandeling heeft genomen omdat, op grond van artikel 29, tweede lid, van de Verordening (EU) nr. 604/2013 (Dublinverordening), de overdracht niet binnen de gestelde termijn kon plaatsvinden en de overdrachtstermijn verstreken was. Dat is een veranderde omstandigheid die zich ten tijde van het bestreden besluit niet voordeed en het gevolg is van louter tijdsverloop. De rechtbank verwijst daartoe naar de uitspraken van de Afdeling van 8 april 2019 (ECLI:NL:RVS:2019:1084), van 27 januari 2021 (ECLI:NL:RVS:2021:182) en van 3 maart 2022 (ECLI:NL:RVS:2022:658). De rechtbank ziet in hetgeen namens eiser is aangevoerd geen aanleiding voor een ander oordeel.
6. Gelet op het voorgaande wordt het verzoek om verweerder te veroordelen in de proceskosten afgewezen.

Beslissing

De rechtbank wijst het verzoek om vergoeding van de proceskosten af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T.A. Oudenaarden, rechter, in aanwezigheid van R. de Boer, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.