ECLI:NL:RBDHA:2024:13839

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 augustus 2024
Publicatiedatum
29 augustus 2024
Zaaknummer
NL23.30200
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om proceskostenvergoeding na intrekking asielaanvraag op basis van tijdsverloop

Op 29 augustus 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak betreffende een verzoek om proceskostenvergoeding. De zaak betreft een verzoekster, die samen met haar minderjarige kinderen een asielaanvraag had ingediend. De minister van Asiel en Migratie had op 21 september 2023 een besluit genomen, maar dit besluit werd op 13 februari 2024 ingetrokken. Verzoekers trokken hun beroep tegen dit besluit in op 26 februari 2024, met het verzoek om de minister te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten.

De rechtbank heeft de minister in de gelegenheid gesteld om te reageren op het verzoek om proceskostenvergoeding. De minister stelde dat de intrekking van het besluit het gevolg was van tijdsverloop, aangezien verzoekers niet binnen de uiterste overdrachtstermijn waren overgedragen aan de autoriteiten van een ander land. De minister betoogde dat er geen sprake was van een tegemoetkomen aan verzoekers, en verwees naar eerdere uitspraken van de Afdeling.

Verzoekers voerden aan dat er medische redenen waren die de minister zouden moeten verplichten tot vergoeding van de proceskosten. De rechtbank oordeelde echter dat de minister niet was tegemoetgekomen aan het beroep van verzoekers, en dat de intrekking van het besluit en de behandeling van de asielaanvraag het gevolg waren van tijdsverloop. De rechtbank wees het verzoek om proceskostenvergoeding af, omdat er geen aanleiding was om de minister te veroordelen tot betaling van deze kosten. De uitspraak werd gedaan door rechter A.W.C.M. van Emmerik, in aanwezigheid van griffier E.A. Ruiter.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.30200

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , verzoekster,

V-nummer: [nummer 1]
mede namens haar minderjarige kinderen
[naam kind 1],
[naam kind 2],
[naam kind 3]en
[naam kind 4],
V-nummers: [nummer 2] , [nummer 3] [nummer 4] [nummer 5]
samen verzoekers,
(gemachtigde: mr. W. Spijkstra),
en
de minister van Asiel en Migratie [1] , de minister.

Inleiding

1. Bij brief van 13 februari 2024 heeft de minister het besluit van 21 september 2023 ingetrokken.
1.1.
Verzoekers hebben het beroep tegen dit besluit op 26 februari 2024 ingetrokken met daarbij het verzoek de minister te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten.
1.2.
De rechtbank heeft de minister bij brief van 27 februari 2024 in de gelegenheid gesteld uiterlijk op 12 maart 2024 te reageren op dat verzoek. De minister heeft op 7 maart 2023 gereageerd.
1.3.
De rechtbank doet zonder het houden van een zitting uitspraak op het verzoek om proceskostenveroordeling. [2]

Beoordeling door de rechtbank

2. De veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht. Als een beroep wordt ingetrokken, omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoet gekomen, kan de rechtbank op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. Dit is geregeld in artikel 8:75a van de Awb.
3. De minister stelt dat hij het bestreden besluit van 21 september 2023 heeft ingetrokken omdat verzoekers niet binnen de uiterste overdrachtstermijn zijn overgedragen aan de autoriteiten van [naam land] . Volgens de minister is de intrekking van het bestreden besluit het gevolg van tijdsverloop en daarmee een veranderde omstandigheid die zich ten tijde van het bestreden besluit niet voordeed. De minister ziet geen reden voor een proceskostenvergoeding, omdat geen sprake is van een tegemoetkomen aan verzoekers. Hij verwijst hiervoor naar de uitspraken van de Afdeling [3] van 27 januari 2021, 7 maart 2022,
3 mei 2023 en 23 november 2023. [4]
4. Verzoekers stellen dat niet alleen sprake is van een overschrijding van de overdrachtsdatum, maar dat er ook medische redenen aanwezig waren. Dit zijn voldoende redenen om de minister te veroordelen in de proceskosten.
5. De rechtbank volgt de minister in zijn standpunt dat hij niet is tegemoetgekomen aan het beroep van verzoekers. De minister heeft het besluit van 21 september 2023 ingetrokken en de asielaanvraag in behandeling genomen omdat op grond van artikel 29, tweede lid, van de Dublinverordening de overdrachtstermijn door tijdsverloop verstreken was. Het alsnog in behandeling nemen van de asielaanvraag is geen tegemoetkoming maar het gevolg van louter tijdsverloop. Dat het besluit is ingetrokken om medische redenen is niet gebleken. Daarom bestaat geen aanleiding om de minister te veroordelen tot vergoeding van verzoekers proceskosten.
6. De rechtbank wijst het verzoek daarom als kennelijk ongegrond af. De minister hoeft geen proceskosten te betalen.

Beslissing

De rechtbank wijst het verzoek om vergoeding van de proceskosten af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.W.C.M. van Emmerik, rechter, in aanwezigheid van mr. E.A. Ruiter, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De beslissing is bekendgemaakt op:
Informatie over verzet
Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
2.Met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, in samenhang met artikel 8:75a, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
3.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.