ECLI:NL:RVS:2019:1084
Raad van State
- Hoger beroep
- N. Verheij
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep vreemdeling tegen niet-ontvankelijk verklaring asielaanvraag
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een vreemdeling tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, die op 20 juli 2018 het beroep tegen het niet in behandeling nemen van haar asielaanvraag door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid ongegrond verklaarde. De staatssecretaris had op 8 juni 2018 besloten om de aanvraag van de vreemdeling om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling te nemen. De vreemdeling, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. E. Derksen, heeft hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak.
Op 24 januari 2019 heeft de staatssecretaris het eerdere besluit ingetrokken en de asielaanvraag alsnog in behandeling genomen. De vreemdeling heeft in haar nadere reactie aangegeven dat zij haar hoger beroep handhaaft, omdat zij nog belang heeft bij een uitspraak over de proceskosten die in beroep en hoger beroep zijn gemaakt. De Raad van State heeft overwogen dat het hoger beroep van de vreemdeling niet-ontvankelijk is, omdat zij onvoldoende belang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van haar hoger beroep. De vreemdeling heeft immers bereikt wat zij met haar hoger beroep beoogde, namelijk dat haar asielaanvraag alsnog inhoudelijk in behandeling is genomen.
De Raad van State heeft verder overwogen dat er geen aanleiding is om de staatssecretaris te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten, omdat de wijziging van het besluit van de staatssecretaris is gebaseerd op veranderde omstandigheden, namelijk het verstrijken van de overdrachtstermijn onder de Dublinverordening. Hierdoor is de staatssecretaris niet tegemoetgekomen aan de vreemdeling, en bestaat er geen grond voor proceskostenvergoeding. De uitspraak is gedaan op 8 april 2019.