ECLI:NL:RBDHA:2023:365

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 januari 2023
Publicatiedatum
18 januari 2023
Zaaknummer
AWB 19/9596
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om proceskostenveroordeling na intrekking asielaanvraag op basis van nieuw asielmotief

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 6 januari 2023 uitspraak gedaan over een verzoek om proceskostenveroordeling van eiser, die eerder een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel had ingediend. De aanvraag was aanvankelijk afgewezen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 5 april 2017. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, dat door de rechtbank ongegrond werd verklaard. Eiser ging in hoger beroep, en de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 26 juli 2019 het hoger beroep gegrond verklaard en de zaak terugverwezen naar de rechtbank. In augustus 2022 heeft de staatssecretaris de aanvraag van eiser ingewilligd en hem een verblijfsvergunning verleend, met terugwerkende kracht tot 30 oktober 2015.

Naar aanleiding van deze ontwikkeling heeft eiser op 28 september 2022 zijn beroep ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten. De staatssecretaris heeft hierop gereageerd en betoogd dat het oorspronkelijke besluit niet onrechtmatig was, en dat de wijziging van het besluit te maken had met nieuwe feiten die tijdens de procedure naar voren zijn gekomen. De rechtbank heeft overwogen dat er geen sprake is van 'tegemoetkomen' in de zin van de Awb, omdat de staatssecretaris het besluit niet heeft herzien op basis van een onrechtmatig besluit, maar vanwege nieuwe feiten die pas later zijn ingediend.

De rechtbank heeft geconcludeerd dat het verzoek om proceskostenveroordeling kennelijk ongegrond is en heeft dit verzoek afgewezen. De uitspraak is openbaar gedaan en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen. Eiser heeft de mogelijkheid om binnen zes weken een verzetschrift in te dienen als hij het niet eens is met deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 19/9596

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 6 januari 2023 in de zaak tussen

[eiser], eiser, V-nummer: [v-nummer]

(gemachtigde: mr. G.H.P. Buren),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 5 april 2017 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep heeft de rechtbank behandeld onder het zaaknummer AWB 17/9494.
Bij uitspraak van 24 oktober 2017 heeft de rechtbank het beroep van eiser ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft eiser hoger beroep ingesteld.
Bij uitspraak van 26 juli 2019 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) het hoger beroep gegrond verklaard, de uitspraak van de rechtbank vernietigd en de zaak teruggewezen naar de rechtbank. De rechtbank heeft het beroep geregistreerd onder het zaaknummer AWB 19/9596.
Bij besluit van 11 augustus 2022 heeft verweerder de aanvraag van eiser ingewilligd en hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd verleend met ingang van 30 oktober 2015.
Naar aanleiding hiervan heeft eiser het beroep op 28 september 2022 ingetrokken met daarbij het verzoek verweerder te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten.
Verweerder heeft op 16 november 2022 op het verzoek om proceskostenveroordeling gereageerd.

Overwegingen

1. De rechtbank doet zonder zitting uitspraak op het verzoek om proceskostenveroordeling. [1]
2. In de Awb is neergelegd dat, als een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener kan worden veroordeeld in de proceskosten. [2]
3. Verweerder heeft zich in zijn reactie van 16 november 2022 op het standpunt gesteld dat het bestreden besluit waartegen beroep is ingesteld juist is en dat geen sprake is van een onrechtmatig genomen besluit. Pas tijdens de beroepsprocedure is een nieuw asielmotief ingebracht, welke aanleiding heeft gegeven voor het intrekken van het bestreden besluit en het alsnog inwilligen van de aanvraag van eiser.
4. Uit vaste rechtspraak van de hoogste bestuursrechter volgt dat van tegemoetkomen alleen sprake is als het bestuursorgaan een in het bestreden besluit ingenomen standpunt zodanig heeft herzien dat daarmee eigenlijk wordt erkend dat het oorspronkelijke besluit onrechtmatig was. Van tegemoetkomen is geen sprake als het bestuursorgaan het besluit intrekt vanwege nieuwe feiten of veranderde omstandigheden. [3]
5. De rechtbank is van oordeel dat het bestreden besluit is gewijzigd vanwege een in beroep ingebracht nieuw feit. In dit geval heeft verweerder naar aanleiding van de seksuele geaardheid van eiser alsnog aan hem een verblijfsvergunning asiel verleend. Van dit feit was verweerder ten tijde van het nemen van het bestreden besluit niet op de hoogte. Daarom is verweerder niet aan eiser tegemoetgekomen en bestaat er geen aanleiding om verweerder tot vergoeding van de proceskosten te veroordelen.
6. De rechtbank wijst het verzoek daarom als kennelijk ongegrond af.

Beslissing

De rechtbank wijst het verzoek om vergoeding van de proceskosten af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Kleijn, rechter, in aanwezigheid van mr. R.S. Ouertani, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 6 januari 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Ingevolge de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb.
3.Zie onder meer de uitspraken van de Afdeling van 8 april 2019, ECLI:NL:RVS:2019:1084 en 3 maart 2022, ECLI:NL:RVS:2022:658.