ECLI:NL:RVS:2021:182
Raad van State
- Hoger beroep
- N. Verheij
- E. Steendijk
- J.J. van Eck
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake asielaanvraag en proceskostenveroordeling
In deze zaak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. M. Krikke, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag van 13 augustus 2020. De vreemdeling had eerder een asielaanvraag ingediend, maar deze was door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid ingetrokken. Op 27 januari 2021 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan. De vreemdeling trok zijn hoger beroep in en verzocht de Afdeling om de staatssecretaris te veroordelen in de proceskosten die hij had gemaakt. De staatssecretaris had in een brief van 14 september 2020 laten weten dat de asielaanvraag van de vreemdeling opnieuw in behandeling zou worden genomen, omdat de overdrachtstermijn volgens de Dublinverordening was verstreken.
De Afdeling overwoog dat het intrekken van de asielaanvraag door de staatssecretaris geen tegemoetkoming was, maar slechts een gevolg van het verstrijken van de tijd. Eerder in vergelijkbare uitspraken had de Afdeling al aangegeven dat de staatssecretaris onder bepaalde omstandigheden tot vergoeding van proceskosten kon worden veroordeeld, maar in dit geval was dat niet aan de orde. De Afdeling wees het verzoek van de vreemdeling af, wat betekent dat de staatssecretaris niet verplicht was om de proceskosten te vergoeden. De uitspraak werd gedaan door een collegiaal orgaan, bestaande uit de voorzitter en twee leden, en werd in het openbaar uitgesproken.