ECLI:NL:RBDHA:2024:1329

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 februari 2024
Publicatiedatum
7 februari 2024
Zaaknummer
NL23.31047
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om proceskostenveroordeling in bestuursrechtelijke procedure betreffende verlenging overdrachtstermijn

Op 8 februari 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tussen verzoeker, vertegenwoordigd door mr. M.J.A. Rinkes, en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Verzoeker had een verzoek ingediend om de staatssecretaris te veroordelen in de proceskosten, naar aanleiding van de intrekking van zijn beroep tegen een besluit van de staatssecretaris van 29 augustus 2022. Dit besluit betrof de verlenging van de overdrachtstermijn met achttien maanden. De staatssecretaris trok dit besluit in op 24 oktober 2023, omdat verzoeker niet binnen de gestelde termijn aan Italië was overgedragen.

De rechtbank heeft de staatssecretaris in de gelegenheid gesteld te reageren op het verzoek om proceskostenveroordeling. De staatssecretaris verzet zich tegen deze veroordeling. De rechtbank heeft zonder zitting uitspraak gedaan en het verzoek om proceskostenveroordeling afgewezen. De rechtbank overweegt dat een bestuursorgaan alleen in de proceskosten kan worden veroordeeld als het geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen. Verzoeker betoogt dat er sprake is van tegemoetkomen, maar de rechtbank volgt het standpunt van de staatssecretaris. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris niet tegemoetgekomen is aan verzoeker, aangezien de opname in de nationale procedure slechts een gevolg is van het tijdsverloop en niet van een tegemoetkoming.

De rechtbank wijst het verzoek om proceskostenveroordeling af, en deze uitspraak is gedaan door mr. J.M. Emaus, in aanwezigheid van griffier E.J. Iflé. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken een verzetschrift in te dienen als zij het niet eens zijn met deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.31047

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 8 februari 2024 in de zaak tussen

[verzoeker] , v-nummer: [nummer] , verzoeker

(gemachtigde: mr. M.J.A. Rinkes),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het verzoek van verzoeker om een veroordeling van de staatssecretaris in de proceskosten. Verzoeker heeft dit gedaan bij de intrekking van zijn beroep tegen het besluit van de staatssecretaris van 29 augustus 2022. In dit besluit heeft de staatssecretaris besloten om de overdrachtstermijn te verlengen met achttien maanden. Op 24 oktober 2023 heeft de staatssecretaris het besluit ingetrokken, omdat verzoeker niet binnen de overdrachtstermijn [1] is overgedragen aan Italië.
1.1.
De rechtbank heeft de staatssecretaris in de gelegenheid gesteld te reageren op het verzoek. De staatssecretaris heeft meegedeeld zich te verzetten tegen een veroordeling in de proceskosten.
1.2.
De rechtbank doet zonder zitting uitspraak op het verzoek om proceskostenveroordeling. [2]

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank wijst het verzoek om proceskostenveroordeling af. Zij legt hierna uit hoe zij tot dit oordeel komt.
Wanneer wordt een bestuursorgaan in de proceskosten veroordeeld?
3. Als een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, kan de bestuursrechter op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. [3]
Is de staatssecretaris aan verzoeker tegemoetgekomen?
4. De rechtbank moet dus beoordelen of de staatssecretaris geheel of gedeeltelijk aan verzoeker is tegemoetgekomen. Verzoeker betoogt dat er wel sprake is van tegemoetkomen. Verzoeker heeft namelijk (hoger) beroep ingesteld om vast te stellen dat de overdrachtstermijn door de staatssecretaris ten onrechte werd verlengd. Het beroep en hoger beroep zijn bovendien terecht ingesteld. Dat blijkt uit de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 26 september 2023. [4] De staatssecretaris stelt zich op het standpunt dat geen sprake is van tegemoetkomen aan verzoeker.
4.1.
De rechtbank volgt het standpunt van de staatssecretaris. Van tegemoetkomen is in dit geval geen sprake. De staatssecretaris stelt zich terecht op het standpunt dat uit vaste rechtspraak van de Afdeling volgt dat het opnemen van een vreemdeling in de nationale procedure vanwege het verloop van de uiterste overdrachtstermijn geen tegemoetkomen is, maar louter een gevolg van tijdsverloop. [5] De uitspraak van de Afdeling die verzoeker aanhaalt doet daar niet aan af. Uit die uitspraak blijkt namelijk uitsluitend dat de rechtbank bevoegd was om kennis te nemen van het beroep van verzoeker tegen de verlenging van de overdrachtstermijn. De rechtbank wijst het verzoek om proceskostenveroordeling daarom af.

Conclusie

De rechtbank wijst het verzoek om een proceskostenveroordeling af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.M. Emaus, rechter, in aanwezigheid van E.J. Iflé, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over verzet
Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Zoals volgt uit artikel 29, tweede lid, van de Dublinverordening.
2.Met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, in samenhang met artikel 8:75a, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
3.Dit volgt uit artikel 8:75a van de Awb en is nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bbp).
4.ABRvS 26 september 2023 met zaaknummer 202207458/1/V1 (niet gepubliceerd).
5.Zie bijvoorbeeld ABRvS 27 januari 2021, ECLI:NL:RVS:2021:182 en ABRvS 3 mei 2023, ECLI:NL:RVS:2023:1704.