ECLI:NL:RBDHA:2024:1329
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om proceskostenveroordeling in bestuursrechtelijke procedure betreffende verlenging overdrachtstermijn
Op 8 februari 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tussen verzoeker, vertegenwoordigd door mr. M.J.A. Rinkes, en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Verzoeker had een verzoek ingediend om de staatssecretaris te veroordelen in de proceskosten, naar aanleiding van de intrekking van zijn beroep tegen een besluit van de staatssecretaris van 29 augustus 2022. Dit besluit betrof de verlenging van de overdrachtstermijn met achttien maanden. De staatssecretaris trok dit besluit in op 24 oktober 2023, omdat verzoeker niet binnen de gestelde termijn aan Italië was overgedragen.
De rechtbank heeft de staatssecretaris in de gelegenheid gesteld te reageren op het verzoek om proceskostenveroordeling. De staatssecretaris verzet zich tegen deze veroordeling. De rechtbank heeft zonder zitting uitspraak gedaan en het verzoek om proceskostenveroordeling afgewezen. De rechtbank overweegt dat een bestuursorgaan alleen in de proceskosten kan worden veroordeeld als het geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen. Verzoeker betoogt dat er sprake is van tegemoetkomen, maar de rechtbank volgt het standpunt van de staatssecretaris. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris niet tegemoetgekomen is aan verzoeker, aangezien de opname in de nationale procedure slechts een gevolg is van het tijdsverloop en niet van een tegemoetkoming.
De rechtbank wijst het verzoek om proceskostenveroordeling af, en deze uitspraak is gedaan door mr. J.M. Emaus, in aanwezigheid van griffier E.J. Iflé. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken een verzetschrift in te dienen als zij het niet eens zijn met deze uitspraak.