ECLI:NL:RBZWB:2025:893

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
18 februari 2025
Publicatiedatum
18 februari 2025
Zaaknummer
BRE 24/6004 PW
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking en terugvordering van bijstandsuitkering op grond van de Participatiewet na melding van werkzaamheden als prostituee

Op 18 februari 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen eiseres en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente [plaats 1]. Eiseres, die sinds 21 november 2016 een bijstandsuitkering ontving op basis van de Participatiewet, heeft tegen de intrekking en terugvordering van haar uitkering beroep aangetekend. Het college had op 11 januari 2024 en 12 februari 2024 besluiten genomen om het recht op bijstand van eiseres per 6 januari 2021 in te trekken en de ten onrechte verstrekte bijstand van € 30.516,39 terug te vorderen. Dit volgde op een anonieme melding dat eiseres als prostituee werkzaam zou zijn. De rechtbank heeft vastgesteld dat het college voldoende bewijs heeft verzameld dat eiseres inkomsten uit werk heeft ontvangen, die zij niet heeft gemeld, en dat zij haar inlichtingenplicht heeft geschonden. De rechtbank oordeelde dat de intrekking van de bijstandsuitkering en de terugvordering rechtmatig waren. Eiseres heeft aangevoerd dat het onderzoek onrechtmatig was en dat er geen dringende redenen waren om van terugvordering af te zien, maar de rechtbank verwierp deze argumenten. De rechtbank concludeerde dat het college op goede gronden heeft gehandeld en verklaarde het beroep van eiseres ongegrond.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 24/6004 PW

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 18 februari 2025 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [plaats 1] , eiseres,

(gemachtigde: mr. G.J. de Kaste),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente [plaats 1](het college), verweerder,
(gemachtigde: [gemachtigde] ).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de intrekking en terugvordering van haar uitkering op grond van de Participatiewet.
1.1.
Met het besluit van 11 januari 2024 (primair besluit I) heeft het college het recht op bijstand van eiseres ingetrokken per 6 januari 2021. Met het besluit van
12 februari 2024 (primair besluit II) heeft het college de uitbetaalde uitkering over de periode van 6 januari 2021 tot en met 30 november 2023 ten bedrage van € 30.516,39 teruggevorderd. Tegen deze besluiten heeft eiseres bezwaar gemaakt.
1.2.
Met het bestreden besluit van 4 juli 2024 op het bezwaar van eiseres is het college bij de primaire besluiten besluit gebleven.
1.3.
Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep op 28 november 2024 op zitting behandeld. Hieraan heeft deelgenomen: de gemachtigde van het college. Eiseres en haar gemachtigde zijn met voorafgaande kennisgeving niet verschenen.
1.5.
De rechtbank heeft de uitspraaktermijn verlengd.

Totstandkoming van het besluit

Feiten en omstandigheden
2. Eiseres ontving sinds 21 november 2016 een bijstandsuitkering op grond van de Participatiewet.
2.1.
Medio oktober 2023 ontving het college een anonieme melding dat eiseres als prostituee werkzaam is. Het college heeft naar aanleiding daarvan een onderzoek ingesteld naar het recht op bijstand van eiseres. De onderzoeksbevindingen zijn neergelegd in het rapport van 5 januari 2024.
2.1.1.
Op 15 november 2023 heeft de rapporteur van de politie vernomen dat eiseres in januari 2021 in [plaats 2] is gecontroleerd tijdens een prostitutiecontrole. Eiseres bood haar diensten aan via [website] onder de naam ‘ [naam 1] ’. Een politiemedewerker heeft in een email van 20 december 2023 bevestigd dat eiseres op 6 januari 2021 is gecontroleerd.
2.1.2.
De rapporteur heeft op 6 december 2023 contact opgenomen met de anonieme melder. Diegene geeft aan dat eiseres actief is op [website] onder de naam ‘ [naam 2] ’ en dat zij berichten over haar vakanties naar onder andere Marrakesh en Marbella op snapchat plaatst ( [account] ). Op 5 januari 2024 is nogmaals telefonisch contact opgenomen met de melder. De melder geeft aan jaren geleden van eiseres te hebben opgevangen dat zij gecontroleerd was tijdens haar werkzaamheden als prostituee. De melder geeft verder aan dat eiseres al heel lang, al tien jaar, werkzaam is als prostituee.
2.1.3.
Uit een internetonderzoek op 6 december 2023 is gebleken dat er sinds 31 juli 2020 één profiel actief is op [website] met de [naam 1] , namelijk ‘ [naam 3] ’, dat dit profiel 225.405 keer is bekeken en dat de laatste update elf dagen geleden was. Uit reviews blijkt dat zij al jaren actief is als prostituee.
2.1.4.
Op 7 december 2023 heeft een medewerker van Team Toezicht en Handhaving een seksafspraak met [naam 1] geregeld voor die dag om 20.30 uur tegen de prijs van € 200,- op de locatie van een leegstaande woning. Op het moment dat [naam 1] via whatsapp liet weten dat zij in de straat was, zagen toezichthouders de auto van eiseres aan komen rijden en haar uitstappen. Zij herkenden de persoon die uit de auto stapte als eiseres. Zij zagen haar de straat inlopen, maar er is niet aangebeld op het afgesproken adres. De auto van eiseres was plots verdwenen. De toezichthouders zijn vervolgens naar de woning van eiseres gereden, waar zij de auto van eiseres geparkeerd zagen staan. Na confrontatie vertelde eiseres dat zij op die locatie was om een stijltang van Marktplaats te bekijken. Zij kon hiervan echter niets op Marktplaats tonen. Na deze confrontatie is de advertentie van [naam 1] van [website] verwijderd.
2.1.5.
Het college heeft daarnaast inlichtingen gevraagd en ontvangen van Marktplaats. Door het account van eiseres is eenzelfde advertentie geplaatst als door een account met hetzelfde telefoonnummer als [naam 1] . Het college heeft ook inlichtingen gevraagd aan [bedrijf] hotel, die heeft gereageerd dat eiseres niet bij hen te gast is geweest.
2.1.6.
Eiseres is verder gevraagd bankafschriften over drie maanden, een controleerbare en verifieerbare administratie van haar werkzaamheden en bewijzen van haar verblijven in het buitenland te overleggen. Eiseres heeft enkel bankafschriften overgelegd.
2.1.7.
Op 15 december 2023 heeft er een gesprek met eiseres plaatsgevonden. Eiseres heeft ontkend werkzaam te zijn als prostituee.
2.2.
Met het primaire besluit I heeft het college het recht op bijstand van eiseres ingetrokken per 6 januari 2021, omdat zij sinds die datum inkomsten uit werk heeft die zij niet heeft gemeld. Hierdoor kan het college het recht van eiseres op bijstand niet vaststellen.
2.3.
Met het primaire besluit II heeft het college de ten onrechte verstrekte bijstand over de periode van 6 januari 2021 tot en met 30 november 2023 ten bedrage van € 30.516,39 teruggevorderd.
2.4.
Tegen deze besluiten heeft eiseres bezwaar gemaakt.
Bestreden besluit
2.5.
Met het bestreden besluit heeft het college de bezwaren van eiseres tegen de intrekking en terugvordering van haar bijstandsuitkering ongegrond verklaard. Het college concludeert dat met de resultaten van het rechtmatigheidsonderzoek – in samenhang bezien – voldoende is vast komen te staan dat eiseres werkzaam was als sekswerker en daarmee inkomsten uit arbeid heeft ontvangen dan wel dat sprake is van op geld waardeerbare arbeid. Door haar werkzaamheden als sekswerker niet aan het college door te geven, heeft eiseres de op haar rustende inlichtingenplicht geschonden. Het is ook niet mogelijk om het recht op uitkering (schattenderwijs) vast te stellen, omdat eiseres geen administratie van haar werkzaamheden heeft bijgehouden. Nu sprake is van schending van de inlichtingenplicht, is het college verplicht tot terugvordering over te gaan. Het college heeft geen aanleiding gezien om vanwege dringende redenen af te zien van terugvordering.

Beroepsgronden

3. Eiseres heeft aangevoerd dat ten onrechte haar recht op een uitkering vanaf 1 januari 2021 is ingetrokken en dat zij het niet eens is met de terugvordering over de periode van 6 januari 2021 tot en met 30 november 2023. Het onderzoekdossier van het college geeft volgens eiseres onvoldoende aanknopingspunten om tot de conclusie te komen dat zij haar inlichtingenplicht heeft geschonden. Het college gaat volledig voorbij aan de andere informatie die juist haar standpunt ondersteunt, namelijk dat zij niet werkzaam is als prostituee.
3.1.
Eiseres heeft daarnaast aangevoerd dat sprake is onrechtmatig verkregen bewijsmiddelen die buiten de beoordeling moeten worden gelaten. Er is misbruik gemaakt van bevoegdheden. Er is niet gekozen voor de minst belastende manier waarop het onderzoek gedaan had moeten worden. Het doel van het onderzoek rechtvaardigt niet het daarmee te bereiken doel. Het is voor eiseres onduidelijk waarom zij niet is gewezen op haar rechten en/of gevolgen voor de uitkering zoals dat had gemoeten. Er was geen sprake van ‘informed consent’ bij het betreden van de woning. Ook is eiseres onder druk gezet. Bovendien is het signaal niet binnen een halfjaar door het college opgepakt, zodat de periode waarover wordt teruggevorderd niet langer kan zijn dan zes maanden. Eiseres doet tot slot een beroep op het evenredigheidsbeginsel.

Juridisch kader

4. De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.

Beoordeling door de rechtbank

5. De vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of het college op goede gronden de bijstandsuitkering van eiseres over de periode van 6 januari 2021 tot en met
30 november 2023 heeft ingetrokken en teruggevorderd. De rechtbank doet dat aan de hand van de argumenten die eiseres heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
Was het onderzoek rechtmatig?
6. Volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) is intrekking van bijstand een voor de betrokkene belastend besluit. Daarom rust de bewijslast om aannemelijk te maken dat aan de voorwaarden voor intrekking is voldaan, in beginsel op de bijstandverlenende instantie. Dit betekent dat de bijstandverlenende instantie de nodige kennis over de relevante feiten moet verzamelen. [1]
6.1.
Op grond van artikel 53a, zesde lid, van de Participatiewet was het college bevoegd een onderzoek te starten naar de rechtmatigheid van de aan eiseres verleende bijstand. Volgens vaste rechtspraak van de CRvB kan deze onderzoeksbevoegdheid steeds en spontaan worden uitgeoefend ten aanzien van alle bijstandsgerechtigden en is daartoe dus geen daaraan voorafgaand en redengevend feit, signaal, grond of vermoeden vereist. [2]
In dit geval was er wel sprake van een signaal in de vorm van een anonieme melding.
6.2.
De stelling van eiseres dat het onderzoek niet voldoet aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit volgt de rechtbank niet. Het college heeft eerst een minder vergaand internet- en administratief onderzoek uitgevoerd. Zo zijn gegevens gevorderd bij [bedrijf] en Marktplaats, is er een informatieverzoek aan de politie gericht, is telefonisch contact opgenomen met de anonieme melder en is openbaar toegankelijke informatie op internet geraadpleegd. De onderzoeksbevindingen hieruit vormden voldoende concrete aanleiding om verdergaand onderzoek te doen. Vervolgens heeft het college op 7 december 2023 gepoogd een afspraak te maken met [naam 1] . Er waren geen minder ingrijpende middelen beschikbaar om na te gaan of eiseres achter het account van [naam 1] zit. Dit middel gaat de onderzoeksbevoegdheid van het college niet te buiten.
6.3.
Vervolgens zijn de toezichthouders en politie op 7 december 2023 naar de woning van eiseres gegaan. Eiseres voert aan dat er geen sprake was van ‘informed consent’ bij het betreden van de woning. De rechtbank stelt vast dat er geen door eiseres ondertekend formulier is, waaruit blijkt dat sprake is van informed consent bij het betreden van de woning. Naar het oordeel van de rechtbank leidt dat in dit geval niet tot schending van het huisrecht als bedoeld in artikel 8 van het EVRM. [3] Blijkens het controlerapport hebben de toezichthouders zich namelijk gelegitimeerd en desgevraagd toestemming gekregen om binnen te komen om een melding te bespreken. De toezichthouders hebben hiertoe enkel de hal van de woning betreden, de rest van de woning niet bekeken en geen verslag gemaakt van wat zij hebben waargenomen tijdens het binnentreden. De rechtbank merkt verder op dat het college ter zitting heeft toegelicht dat de politie op 7 december 2023 enkel aanwezig was vanwege het protocol veiligheidsoverwegingen. Met betrekking tot hetgeen eiseres heeft aangevoerd over het onderzoek in de auto, stelt de rechtbank vast dat het college de bevindingen hiervan niet ten grondslag heeft gelegd aan het bestreden besluit. Bovendien blijkt uit het controlerapport van de toezichthouder dat eiseres toestemming heeft gegeven om in de auto te kijken en dat zij zelf de auto heeft geopend.
6.4.
De stelling van eiseres dat zij ten onrechte niet gewezen is op haar rechten, slaagt evenmin. Voor zover eiseres hiermee doelt op de cautie of het recht om zich te laten bijstaan door een advocaat, overweegt de rechtbank dat het college op grond van vaste rechtspraak niet verplicht was hierop te wijzen. [4] Haar verklaringen zijn immers afgelegd in het kader van een bestuursrechtelijk onderzoek, gericht op de vaststelling van haar recht op bijstand.
6.5.
Met betrekking tot de stelling van eiseres dat zij onder druk is gezet, overweegt de rechtbank dat in het controlerapport van 7 december 2023 en het gespreksverslag van
15 december 2023 geen aanknopingspunten te vinden zijn dat zij haar verklaringen onder onaanvaardbare druk heeft afgelegd. De rechtbank merkt daarbij op dat een gesprek naar aanleiding van een vermoeden van schending van de inlichtingenplicht naar zijn aard confronterend is en daardoor als onprettig kan worden ervaren. Dat maakt nog niet dat sprake is van onaanvaardbare druk. Het college heeft dan ook de verklaringen van eiseres op 7 en 15 december 2023 mogen betrekken in de besluitvorming.
Is sprake van op geld waardeerbare werkzaamheden?
7. Uit het bestreden besluit blijkt dat het college zijn standpunt, dat eiseres werkzaam is als sekswerker, baseert op de volgende onderzoeksresultaten:
  • Eiseres is op 6 januari 2021 tijdens een prostitutiecontrole door de politie, waarbij een afspraak was gemaakt met [naam 1] via [website] , aangetroffen op de afgesproken plek.
  • De eerste anonieme melding noemt de [website] en de [naam 1] waaronder eiseres haar diensten heeft aangeboden.
  • Het telefoonnummer van [naam 1] is te koppelen aan een profiel toebehorend aan eiseres op Marktplaats.
  • Op Whatsapp bij het telefoonnummer van [naam 1] stond de mededeling dat zij van 25 november 2023 tot 2 december 2023 op vakantie was. Op de door eiseres ingeleverde bankafschriften zijn in deze periode geen pintransacties zichtbaar.
  • Eiseres is op 7 december 2023 op het afgesproken tijdstip gesignaleerd op de locatie waar toezichthouders een afspraak met [naam 1] hadden gemaakt.
7.1.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft het college met deze onderzoeksbevindingen – in samenhang bezien – voldoende aannemelijk gemaakt dat eiseres werkzaam was als sekswerker en dat sprake was van op geld waardeerbare werkzaamheden.
7.2.
Met name van belang is dat eiseres op 7 december 2023 is gezien op het afgesproken tijdstip en de locatie waar toezichthouders via [website] een afspraak met [naam 1] hadden gemaakt. Eiseres betwist niet dat zij op het bewuste moment ter plaatse was en heeft geen goede verklaring gegeven voor haar aanwezigheid. De verklaring van eiseres op 15 december 2023 en in beroep dat zij daar was omdat zij en haar familie in [plaats 1] West wonen, strookt niet met haar verklaring op 7 december 2023 dat zij daar was om een stijltang van Marktplaats te bekijken. Bovendien is opvallend dat het profiel van ‘ [naam 3] ’ na de controle is verwijderd.
7.3.
Daarbij komt dat het telefoonnummer bij dit profiel van [naam 1] te koppelen is aan eiseres. Dit telefoonnummer wordt namelijk gebruik door het Marktplaatsaccount van ‘ [naam 4] ’ waarop dezelfde advertentie van een auto is geplaatst als op het account onder de eigen naam van eiseres. Daarnaast heeft eiseres meermaals een advertentie op Marktplaats geplaatst onder hetzelfde IP-adres als ‘ [naam 4] ’. Eiseres heeft hiervoor geen afdoende verklaring gegeven.
7.4.
De politie heeft daarnaast telefonisch en per email van 17 juni 2024 aangegeven dat eiseres op 6 januari 2021 tijdens een prostitutiecontrole in [plaats 2] aangetroffen is nadat via [website] een afspraak was gemaakt met [naam 1] . De stelling van eiseres dat geen waarde mag worden gehecht aan deze informatie, omdat sprake is van een lang tijdsverloop en de email van het college van 12 juni 2023 aan de politie sturend was, volgt de rechtbank niet. De door het college gegeven informatie was relevant om te voorkomen dat er twijfel zou ontstaan over het subject van de controle. De politie heeft er verder geen belang bij om onjuiste informatie te verstrekken. Ter zitting heeft het college bovendien aangegeven dat de politie de betreffende registratie in het systeem heeft geraadpleegd.
Is terecht overgegaan tot intrekking van de uitkering?
8. Eiseres was naar het oordeel van de rechtbank op grond van artikel 17, eerste lid, van de Participatiewet verplicht juiste en volledige informatie over haar werkzaamheden te verstrekken, omdat dat gegeven voor de beoordeling van het recht op bijstand en de voortzetting daarvan een essentieel gegeven is. Door haar werkzaamheden als sekswerker niet te melden, heeft eiseres haar inlichtingenplicht geschonden.
8.1.
Schending van de inlichtingenplicht levert een rechtsgrond op voor intrekking van de bijstandsuitkering indien als gevolg daarvan niet kan worden vastgesteld of en, zo ja, in hoeverre de betrokkene verkeert in bijstandbehoevende omstandigheden. Het is dan aan de betrokkene om aannemelijk te maken dat hij, indien hij destijds wel aan de inlichtingenplicht zou hebben voldaan, over de betreffende periode recht op volledige dan wel aanvullende bijstand zou hebben gehad.
8.2.
Nu eiseres desgevraagd geen administratie van haar werkzaamheden heeft overgelegd, kan niet worden vastgesteld of zij in deze periode recht had op bijstand. Het college is in dat geval op grond van artikel 54, derde lid, van de Participatiewet gehouden de bijstandsuitkering van eiseres in te trekken. Voor de datum van intrekking van het recht op bijstand is het college terecht aangesloten bij de datum van de politiecontrole, waarbij eiseres is aangetroffen nadat via [website] een afspraak was gemaakt met [naam 1] .
Is terecht overgegaan tot terugvordering?
9. Het college is in geval van schending van de inlichtingenplicht op grond van artikel 58, eerste lid, van de Participatiewet gehouden de te veel betaalde uitkering van eiseres terug te vorderen. Op grond van artikel 58, achtste lid, van de Participatiewet is het college bevoegd geheel of gedeeltelijk af te zien van terugvordering, indien daarvoor dringende redenen aanwezig zijn. Zoals de CRvB in de uitspraken van 10 december 2024 [5] tot uitdrukking heeft gebracht moet een besluit om al dan niet van deze mogelijkheid gebruik te maken zijn gebaseerd op een belangenafweging. Daarbij geldt het uitgangspunt dat wat ten onrechte is ontvangen in beginsel moet worden terugbetaald en verder dat met alle relevante feiten en omstandigheden van het geval rekening wordt gehouden. Die feiten en omstandigheden kunnen zien op de gevolgen van de terugvordering, maar ook op de oorzaak daarvan. De afweging zal een toetsing aan de algemene beginselen van behoorlijk bestuur, waaronder het evenredigheidsbeginsel, moeten kunnen doorstaan.
9.1.
Het college heeft, onder verwijzing naar de uitspraak van de CRvB van 18 april 2024 [6] , gemotiveerd dat geen sprake is van dringende redenen om af te zien van terugvordering. Het college heeft meegewogen dat voortvarend te werk is gegaan na ontvangst van de anonieme melding. Daarnaast heeft het college de uitkering van eiseres vanaf 1 december 2023 niet meer betaalbaar gesteld om zo het terug te vorderen bedrag zoveel mogelijk te beperken. Aan de andere kant heeft het college meegewogen dat eiseres had kunnen en moeten weten dat het hebben van inkomsten gevolgen heeft voor het recht (en hoogte) van haar bijstandsuitkering. Door haar werkzaamheden niet te melden, is de terugvordering ontstaan. Daarbij geeft eiseres ook geen openheid van zaken en heeft zij geen gebruik gemaakt van de bewijsopdracht die het college heeft geboden. Het vorenstaande – in combinatie met het feit dat eiseres bij de invordering zal worden beschermd door de beslagvrije voet – maakt dat de belangenafweging in het nadeel van eiseres uitvalt.
9.2.
Eiseres heeft in het kader van het evenredigheidsbeginsel gewezen op de wijze waarop het onderzoek door het college heeft plaatsgevonden, de gebruikte onderzoeksmiddelen, het omkeren van de bewijslast en het achterwege laten van ontlastend bewijs. De rechtbank heeft echter hiervoor vastgesteld dat het onderzoek op rechtmatige wijze heeft plaatsgevonden en dat dit voldoende grondslag vormt voor intrekking van de bijstandsuitkering. Bovendien kan de rechtbank de belangenafweging van het college volgen. Het college is dan ook terecht overgegaan tot terugvordering van de te veel betaalde uitkering.
9.3.
Verder heeft eiseres een beroep gedaan op de zogeheten zesmaandenjurisprudentie. Deze jurisprudentie houdt in dat de bijstandverlenende instantie adequaat – binnen zes maanden – moet reageren op concrete signalen van de betrokkene waaruit is af te leiden dat de bijstand mogelijk ten onrechte of tot een te hoog bedrag is of wordt verleend. [7]
Deze beroepsgrond slaagt niet. Nog afgezien van het feit dat eiseres bij het college geen concreet signaal heeft afgegeven dat mogelijk ten onrechte uitkering werd verstrekt, geldt volgens vaste rechtspraak de zesmaandenjurisprudentie alleen bij een bevoegdheid tot terugvordering en niet bij een verplichte terugvordering. [8] In dit geval is sprake van een verplichte terugvordering vanwege schending van de inlichtingenplicht.

Conclusie en gevolgen

10. Het beroep is ongegrond. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.E.C. Vriends, rechter, in aanwezigheid van C.M.A. Groenendaal, griffier, op 18 februari 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Participatiewet
Artikel 17, eerste lid
1. De belanghebbende doet aan het college op verzoek of onverwijld uit eigen beweging mededeling van alle feiten en omstandigheden waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij van invloed kunnen zijn op zijn arbeidsinschakeling of het recht op bijstand. Deze verplichting geldt niet indien die feiten en omstandigheden door het college kunnen worden vastgesteld op grond van bij wettelijk voorschrift als authentiek aangemerkte gegevens of kunnen worden verkregen uit bij ministeriële regeling aan te wijzen administraties. Bij ministeriële regeling wordt bepaald voor welke gegevens de tweede zin van toepassing is.
Artikel 54, derde lid
3. Het college herziet een besluit tot toekenning van bijstand, dan wel trekt een besluit tot toekenning van bijstand in, indien het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting, bedoeld in artikel 17, eerste lid, of artikel 30c, tweede en derde lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen, heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verlenen van bijstand. Onverminderd het elders in deze wet bepaalde terzake van herziening of intrekking van een besluit tot toekenning van bijstand kan het college een besluit tot toekenning van bijstand herzien of intrekken, indien anderszins de bijstand ten onrechte of tot een te hoog bedrag is verleend.
Artikel 58, eerste en achtste lid
1. Het college van de gemeente die de bijstand heeft verleend vordert de kosten van bijstand terug voor zover de bijstand ten onrechte of tot een te hoog bedrag is ontvangen als gevolg van het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting, bedoeld in artikel 17, eerste lid, of de verplichtingen, bedoeld in artikel 30c, tweede en derde lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen.
(…)
8. Indien daarvoor dringende redenen aanwezig zijn kan het college besluiten geheel of gedeeltelijk van terugvordering af te zien.

Voetnoten

1.Bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB van 20 februari 2024, ECLI:NL:CRVB:2024:327.
2.Bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB van 4 juli 2017, ECLI:NL:CRVB:2017:2284.
3.Zie de uitspraak van de CRvB van 5 december 2017, ECLI:NL:CRVB:2017:4218.
4.Bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB van 27 maart 2023, ECLI:NL:CRVB:2023:558.
6.Vindplaats ECLI:NL:CRVB:2024:726.
7.Bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB van 21 mei 2024, ECLI:NL:CRVB:2024:1142.
8.Bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB van 5 oktober 2021, ECLI:NL:CRVB:2021:2438.