ECLI:NL:CRVB:2017:2284
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstand wegens verzwegen gezamenlijke huishouding na onderzoek via sociale media
In deze zaak gaat het om de intrekking en terugvordering van bijstand aan appellante, die sinds 13 mei 2013 bijstand ontving op basis van de Participatiewet (PW). De Centrale Raad van Beroep behandelt het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank, die de bestreden besluiten van het college van burgemeester en wethouders van Westland heeft bevestigd. De aanleiding voor het onderzoek naar de rechtmatigheid van de bijstand was een vermoeden van een gezamenlijke huishouding tussen appellante en haar partner, S, dat ontstond na het bekijken van hun Facebookpagina's door een medewerker van de gemeente. Het college heeft vervolgens een onderzoek ingesteld, waarbij onder andere waarnemingen en een huisbezoek zijn gedaan. De Raad oordeelt dat het college bevoegd was om dit onderzoek uit te voeren, ook zonder voorafgaand signaal van fraude. De bevindingen van het onderzoek gaven voldoende grondslag voor de conclusie dat appellante en S een gezamenlijke huishouding voerden, wat leidde tot de intrekking van de bijstand en de terugvordering van eerder verstrekte bedragen. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat het hoger beroep van appellante niet slaagt.