In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 27 maart 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De zaak betreft de intrekking en terugvordering van bijstand die appellante ontving op basis van de Participatiewet (PW). Appellante ontving sinds 1 april 2008 bijstand naar de norm voor een alleenstaande, maar er werd een anonieme melding gedaan dat zij samenwoonde met X, wat leidde tot een onderzoek door de Uitvoeringsorganisatie Baanbrekers. Dit onderzoek omvatte heimelijke waarnemingen, gesprekken met buurtbewoners en het opvragen van verbruiksgegevens. De onderzoeksbevindingen wezen uit dat appellante en X in de te beoordelen periode van 1 januari 2016 tot en met 30 november 2019 op hetzelfde adres hun hoofdverblijf hadden en dat er sprake was van wederzijdse zorg. De Raad oordeelde dat appellante ten onrechte bijstand had ontvangen, omdat zij niet had gemeld dat zij een gezamenlijke huishouding voerde met X. De rechtbank had het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard, en de Raad bevestigde deze uitspraak. De intrekking van de bijstand en de terugvordering van de teveel betaalde bijstand blijven daarmee in stand.