Uitspraak
19 56 PW
PROCESVERLOOP
.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 5 oktober 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland. De appellant, die als zelfstandige was ingeschreven, had bijstand ontvangen op grond van de Wet werk en bijstand (WWB) en de Participatiewet (PW). Het college van burgemeester en wethouders van Groningen heeft de bijstand van de appellant ingetrokken en teruggevorderd, omdat hij zijn inlichtingenverplichting had geschonden door niet tijdig melding te maken van zijn inkomsten uit werkzaamheden in verband met de verzorging van zijn moeder in 2010 en 2011. De Raad oordeelde dat de appellant in de te beoordelen periode als zelfstandige moest worden aangemerkt en daardoor geen recht op bijstand had. De Raad bevestigde dat het college verplicht was de bijstand in te trekken en terug te vorderen, omdat de appellant niet had voldaan aan zijn verplichtingen. Het beroep op de zesmaandenjurisprudentie werd afgewezen, omdat deze alleen van toepassing is bij een bevoegdheid tot terugvordering en niet bij een verplichte terugvordering. De Raad concludeerde dat de aangevallen uitspraak van de rechtbank terecht was en bevestigde deze.