ECLI:NL:RBZWB:2025:4548
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Teruggaaf van dividendbelasting door buitenlandse beleggingsinstelling
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 14 juli 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen een belanghebbende uit Duitsland en de inspecteur van de belastingdienst. De belanghebbende had een beroepschrift ingediend tegen de uitspraak van de inspecteur van 9 januari 2025, die het verzoek om teruggaaf van dividendbelasting over het jaar 2017 had afgewezen. De rechtbank heeft geoordeeld dat de inspecteur terecht geen teruggaaf heeft verleend. De belanghebbende stelde dat zij recht had op teruggaaf op basis van het Unierecht, omdat zij vergelijkbaar zou zijn met een fiscale beleggingsinstelling (fbi). De rechtbank heeft echter geconcludeerd dat het teruggaafverzoek terecht is afgewezen, verwijzend naar eerdere uitspraken van de Hoge Raad die hebben bepaald dat buiten Nederland gevestigde beleggingsinstellingen niet in aanmerking komen voor een tegemoetkoming op grond van de regeling van de afdrachtvermindering. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat zelfs als er sprake zou zijn van een ongerechtvaardigde belemmering van het vrije verkeer van kapitaal, dit de belanghebbende niet zou baten. De rechtbank heeft de overige verweren van de inspecteur niet behandeld, omdat er geen recht op teruggaaf van dividendbelasting bestaat. De uitspraak is gedaan door mr. S.A.J. Bastiaansen, in aanwezigheid van mr. I. van Wijk, griffier, en is openbaar gemaakt op 14 juli 2025.