AI samenvatting door Lexboost • Automatisch gegenereerd
Teruggaaf van dividendbelasting voor buitenlandse beleggingsinstellingen
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 12 juni 2025 uitspraak gedaan in een geschil over de teruggaaf van dividendbelasting. De belanghebbende, gevestigd in Duitsland, heeft beroepschriften ingediend tegen de uitspraken van de inspecteur van de belastingdienst, die verzoeken om teruggaaf van dividendbelasting over de jaren 2015 tot en met 2022 had afgewezen. De rechtbank heeft geoordeeld dat de inspecteur terecht geen teruggaven heeft verleend. De rechtbank heeft in haar beoordeling verwezen naar het Unierecht en de Hoge Raad, die heeft bepaald dat buitenlandse beleggingsinstellingen niet in aanmerking komen voor een tegemoetkoming op grond van de regeling van de afdrachtvermindering. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de teruggaafverzoeken terecht zijn afgewezen en dat er geen recht bestaat op teruggaaf van dividendbelasting. De beroepen zijn ongegrond verklaard, en de belanghebbende krijgt geen griffierecht of proceskosten vergoed.
Voetnoten
1.Bij ontvangst van het beroepschrift over de jaren 2015 tot en met 2017 heeft de rechtbank aan de zaken zaaknummer 23/9966 toegekend. Op een later moment is zaaknummer 23/9966 toegekend aan de zaak over het jaar 2015 en zijn nieuwe zaaknummers, 23/12106 en 23/12107 toegekend aan de zaken over respectievelijk de jaren 2016 en 2017.
2.Stb. 2007, 563.
3.Artikel 11a van de Wet op de dividendbelasting 1965.
10.HvJ EU 27 april 2023, C-537/20, ECLI:EU:C:2023:339.
12.Mededeling van de Commissie betreffende het begrip “staatssteun” in de zin van artikel 107, lid 1, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, Pb. 19 juli 2016, 2016/C 262/01, punten 161-163.
13.Zie HvJ EU 6 oktober 2015, C-66/14 (Finanzamt Linz), ECLI:EU:C:2015:661, punt 21.
15.Vgl. o.m. HvJ EU 6 november 2018, C-622-16 P e.v., ECLI:EU:C:2018:873, punt 103.
16.Mededeling van de Commissie betreffende het begrip “staatssteun” in de zin van artikel 107, lid 1, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, Pb. 19 juli 2016, 2016/C 262/01, punten 17 en 18.