Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 12 juni 2025 in de zaken tussen
de inspecteur van de belastingdienst (de inspecteur).
Inleiding
- 2018 (zaaknummer 24/470);
- 2019 (zaaknummer 24/471).
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 12 juni 2025 uitspraak gedaan in de zaken met de nummers 24/470 en 24/471. De belanghebbende, gevestigd in Duitsland, heeft beroep aangetekend tegen de beslissing van de inspecteur van de belastingdienst, die op 30 november 2023 de verzoeken om teruggaaf van dividendbelasting over de jaren 2018 en 2019 had afgewezen. De rechtbank heeft geoordeeld dat de inspecteur terecht geen teruggaven heeft verleend. De rechtbank heeft in haar overwegingen verwezen naar het Unierecht en de Hoge Raad, die eerder heeft beslist dat buiten Nederland gevestigde beleggingsinstellingen niet in aanmerking komen voor een tegemoetkoming op grond van de regeling van de afdrachtvermindering. De rechtbank heeft de argumenten van de belanghebbende, die stelde dat zij vergelijkbaar is met een fiscale beleggingsinstelling, verworpen. De rechtbank concludeert dat er geen recht bestaat op teruggaaf van dividendbelasting en dat de beroepen ongegrond zijn. De belanghebbende krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.